56
lijks te zien onder het woelende volk, er uit,... doen 't 'n manskerel, doen 't Koarel!
— Sijn laat je heule Hannes uit mekaar stuife as 'n sootje duifies, merakel-ongeluk,... viel Bij-de-Handje, een vroegere orgelvrouw in, met felle wrokstem.
Ze stond op haar kousen en sprong van drift over de smerige keien.
Flets en flauw, in angst, braniede Hannes scherp terug:
— Die komp bij mijn niet goed,... dan haal ik 'm tug sóó se hart uit se lijf!
— Jaay, kontlummeltje ?... hoonde Bleeke Nelis... Daar bi je te bunsig faur!
Al nauwer wierd de kring om Karei, die nu zijn blank-zilverig opgepoetst handharmonica'tje den buren had overgereikt, om met een paar meiden phantastisch te kunnen shimmy-en. Onverwachts tiide Mooie Karei Blonde Riek van Hannes den bootwerker op, gooide haar een eindje boven zijn hoofd, en ving eerst vlak bij de keien de meid in zijn gekabelde spier-armen op. Een schrik-gegil scheurde wreed los in den kijkkring. Toen plots gejuich en daverend lawaai, nu Karei haar zoo kwiek had opgevangen. Allerlei dolle grapwoorden sprenkelde Burk rond onder zijn luchtig, zwierig, spottend-licht dansen. Naar een pittig dikkertje, wier zeer ontbloote borst hij beteuterd betuurde, schertste hij:
— Hee Bet,... dek je, ik sien je netuurskoon!
Bet gierde wulpsch.
— Nou Bet, poffertjes-tentje... rammenasje♦.. mit joti draai ik 'n Fox-trotje,.. dalek!
— Kedin Koarel... 't ken 'n rondje lijje!
— Morrel je schutsblaadje maar los., en leg niet te jenne.
— Mó je me spoele en droge?
— Ikke droom temee iedere nacht fan je, oliebol!
— Potferdriedubbeltjes!
— Fan je mollege arrempies...
— En ikke fan je lekkere grens! ... Ikke bin kepleet ingesneje op je!
Kedin: goed, in orde. — Jenne: bedotten. — Grens: tronie. — Ingesneden zijn op iemand: op iemand dol zijn.—