448
erg, dat zelfs de schreiende, gillende en fluitende meiden Mooie Karei beschermden. Overal hadden ze Mooie Karei eruit getrapt, tot in de schunnigste taveern. Toen kwam hij weer bij Frans Poort, afgemat, met hangende pootjes terug. Of hij kon luimen op het neurespiese; op het vocht-vlierinkje, boven,... vroeg hij bedeesd en onderworpen.
En tartend kwam Frans met den ruil:
— Help Else an 'n vrijzetter.
Karei, die hevig worstelde met zijn eigen wroegings-ellende, stemde melancholisch, half in. Wanneer ze vanavond ging tippelen zou hij haar een vrijzetter geven. Toén eerst drukte Frans hem wat klein poen in den bevenden knuist, voor de zuip, waar hij naar snakte. Binnensmonds gromde Burk:
— Ik sou je kenne roostere... leeleke streeptrekker!
Als een belommerde zaligheid lokte hem het drinken in
de droomerige eenzaamheid van een duister slopkroegje.
Voor het éérst was Karei 's avonds laat present, toen Elsa een betoegen broger had meegevleid, dien hij twee minuten later uit een groezele Oudekerksplein-klapper moest verschrikken of wegranselen. Karei sloeg bevend vier keilertjes achteréén in. Zoo iets bedrieglijks had hij zelf nog nooit volbracht. Zulk een avontuur... zóó vuil,... hij rilde en huiverde alsof hij de koude koorts kreeg. In zwartgallige angsten van een lijnschieter stierf heel zijn daadmoed en hij voelde zich verschrompelen tot het minste van het minne. Maar toch ging hij. Hij hoorde Elsa's stem zuchten, fluisteren en ritselen, in het donkere roofhok... O ja,... hij, hij was de lunseling! Toen sloeg hij temee in het blinde verwoed om zich heen, bevrijdde hij haar van den kerel dien zij lonkend had meegetroond.
Het scheen allemaal heel snel in zijn werk gegaan. De laffe gooser had zich verzet en toen hals-over-kop de beenen genomen. In zijn benardheid sloeg hij bijna de steil-donkere trap af.
— Gauwer benede, miskien 'n mes... gromde Karei.
Luimen: slapen. — Neurespiese: slaapgelegenheid. — Streeptrekker: bedrieger. — Betoeze broger: rijk-uitziende kerel׳ — Keilertjes: borrels. — Lijnschieter: druiloor. —Lunseling: de uitkijker bij loeren op prooi. — Mes: lijk. —