419
weer de kuite strekke!... Of 'n kaartje legge... Wuilie wone ommers in de gesjochte bocht fan de Keisersgracht!
Ruchtig bestelde Karei drank voor de schavuiten en weer betaalde hij onmiddellijk uit zijn bevende handholte, zenuwachtig overal heen kleingeld morsend. Terwijl hij in wanhoop keek naar het vallen van het geld liet hij nog méér vallen.
Er kwam zulk een schamele, innig-hulpbehoevende kinderlijkheid in heel zijn houding, zulk een tragische, angstige, verlegen schuwheid en zachtheid in zijn verstrooid doen, dat Elsa, die Mooie Karei zoo knap en zoo forsch had gekend, rilde van ontroering. Frans snapte haar in haar spontaan meewarig kijken. Hij was woedend en trapte Elsa zoo giftig op de teenen dat ze éven een gesmoorden gil uitstootte!
Er kwam al meer nobelgajes, luierende en halfgekleede Zeedijk-apachen bijeen, en Karei speelde gul en overrompelend, den zwalkenden gastheer onder de misdadigers-bent.
— Mö je 'n bak slobber of 'n bak fegif uit 't tinne kommetje?... vroeg hij grinnikend schor-hoestenden Vuurvogel en loos-loerenden Ritsige Arend, twee beruchte chanteurs, inbrekers en vrouwenbeulen.
Toen Mooie Karei niets meer had, begon zijn beefhand naar Frans toe te schuiven.
— Nou Frans, .. .nou... nou kom ikke eerlijk wa bedele... Nou bi 'k sjikker... Ikke swalk... swalk... fan IJ na Blauw-Hoofd... maar... 't is faur geen geslage schaure ...wa jij kwak?... Wa jij schele eilië?...
Telkens na zelfbespotting en na luidruchtige pret en gekrijt rondom van meiden en kerels, dook Karei in; zat hij doodstil en ontzonken aan alle gerucht, zachtdroef te mijmeren op zijn stoel. Een triest restje ridderlijkheid, opgewektheid en levenslust was er nog maar in hem overgebleven uit den zwij meienden tijd van zijn éérste liefdegeluk. Mooie Karei herkende zich nauwelijks in zijn eigen schooierige, stinkende kleeren, in zijn ontreddering en ver-beastelijking. Hij voelde zich nog gemeener en misdadiger dan de smerigste boef met wien hij hier zoo nederig-goedhartig
Geslagen schaure: gestolen goed. — Kwak: een vrouw die zich voor wat eetwaren laat onteeren. — Eilië: dito. —