4!5
wezen. Die zou Frans voor Karei koopen, bij dien leutigen baas achter de Koepelkerk, op afbetaling; een geklofte witte met zilverbeslag. Dan zouden ze allemaal hun zaakjes saam kunnen drijven; Elsa kon ophouden te tippelen op de daaien; gingen ze gekloft samen peezen, die zus, die zóó!...
Karei lachte mild-onnoozel van dronkemansgeluk. En plots gloeide er een razernij van nieuwe kracht en energie in zijn knuisten.
— Me lol versuurt me nie meer in me maag... hikte hij... Nou kom ik mit de heele schutterij-kepèl op theefesite... en gaan ik mit de jonges fissche in 'n bakkie na Abcou!... Al zijn argwaan tegenover Frans zonk weer in het niet, al hitste Mien Kabeltouw van Jan Tor, den pooier uit Nummertje Vierhonderd drie-en-vijftig, hem 's avonds stiekem op, dat hij dien zwarten duivel Poort geen haartje moest ver trouwen...
Een natten klap op haar neut verdiende ze, voor haar bek-laster!
Toch lei eeuwig hetzelfde verschrikkelijke in Mooie Karei te woelen en te martelen:... het vonnis van Corry. En soms sloeg hem een stuipend, wrang verdriet naar zijn verhitten kop, alsof hij stapelgek ging worden. Hier, schuin aan den overkant, had hij Corry geranseld en omvergetrapt, in ״De Gele Ballon", turschen rookwalm en geroezemoes, vlak bij het buffetje... Allejezus, het begon weer, dat verleden, dat vreeselijke, vervloekte verleden, dat martelende verleden met zijn kwade macht! En nou was hijzelf een gezonkene, een wrak, een zwerver, die met alles in het leven had afgedaan. Voor welke dingen zou hij nog kommernis hebben? Alles was maar muggengezoem en er viel niks meer te miggelen! Natuurlijk had Corry al lang van de opgesmukte Jordaners gehoord, wat een gemeene kerel, wat een stuk uitvaagsel, hoe onuitroeibaar-laag hij geworden was, gebeten van alle zondige hartstochten. Nou kon ze eerst met recht walgen van zoo een gezonkene, zoo een miskaf, die altijd in het onzekere en lichtvaardige rondzwalkte.
Daaien: straatsteenen. — Miggelen: lachen. — Miskaf: vervallen schooier. —
Mooie Karei 27