4og
liefde,. . ze hing het kruis buiten de deur! Spannen voor haar Frans,... Elsa gehoorzaamde, al huiverde ze voor het broeische nest waarin ze tegenspartelde.
Sluw, scherpzinnig en koen leidde Frans haar tippelarijtjes door dwarsstegen en gangen waar slechts flambouwachtige avond-schijnsels hingen, zoodat Elsa steeds uit handen van politie bleef. Al griende Elsa nog zoo verholen-hevig en smartelijk om de schande, toch willigde ze iederen dag alles sneller in wat Zwarte Frans van haar verlangde, tusschen jool, luidruchtig gedruisch der harmonica's en scherpen geur van stinkenden jenever. Tot plots een dol verzet in haar lostierde, heel kort. Dan geleek ze een boosaardige, dweepzieke furie. Ze gilde, raasde en vloekte tegen het dellen-leven. Ze was te zwak, te broos.... Soms had ze drie bloedvloeiingen per maand;... ze wou niet dood of rot verzieken... Maar na een uurtje smart- en leed-uitgegil, kreeg Frans weer wonderlijke, streelende liefdemacht over haar toornig wezen; kreunde en smeekte ze om een zoen.
Mooie Karei, die nu en dan op de Nieuwendijk-kamer, als hij zijn vlieringhok afdaalde, het huil-tumult bijwoonde, schepte onder verliederlijkte dronkenschap er een wreed behagen in, de mooie, nu dik-geblankette en opgedirkte meid zich zoo te zien vergooien, gelijk hij ook om zijn eigen verderf van binnen gierde van helsche pret en vreeselijke ironie. Want Karei besefte nog niet dat ook deze verbinding van Frans Poort met Elsa, op zijn vernietiging juist was aangelegd.
Toch kon Poort lief-zoetsappige en zacht-huilende Elsa tot niets anders dan tot schijn-prostitutie dwingen. Hij treiterde kalm:
— Ik douw je toch nie in 'n temeije-spiese... Asjeblieft geen groot bal en grien-partij...
Ze smeekte weer teederlijk, Elsa:
— Koet Frans... Lieber Frans... Koet... Koet!... Aber... Abér...
Ieder keer als zij een man, die vlamde op het niesse, meelokte naar een Zeedijk-kamer of naar een donker achterkrot
Spannen: uitzien en vangen. — Temeije-spiese; bordeel. —Vlammen op een niesse: verzot zijn op een meid. —