387
Zacht-uitgepreveld ״prosit"! Bijna onhoorbaar ging zij dan weer terug naar haar rieten stoeltje, en begonnen haar teere witte vingertjes, fijne en broze kleurtjes, een lap borduurwerk in te goochelen. Alles wat zij deed gebeurde zoo vredig, zuiver en stil, en zoo gedempt. Ze stond op, zoo rank als een meisje, wanneer ze even moest helpen, en dan onmiddellijk weer ging zij zitten en zonk zij weg in haar weeuwtjes-ge-mijmer, ontoegankelijk en toch vriendelijk voor een ieder.
Heel vaak zat Frans uren alleen met haar in het stille café'tje,... in het stille straatje... te turen als op een uitkijktoren. Hij wou haar biechten van zijn gevangenis, van zijn angsten nu nog, maar hij zweeg en verzweeg, omdat ook zij zweeg en verzweeg, naar hij giste.
Telkens als Frans onbewust naar buiten keek, rilde hij voor den naargeestigen kouden avond; zag hij het straatje met vochtige neveldampen doorslierd en van verre de luchten wild-rood aangegloeid van de hoogovens die hun vulkaangouden vlammen door vuur-lichtenden smook in de nacht-donkerte omhoogkronkelden. Hij trok dan zacht aan zijn sigaartje, met eenige trekjes, zich veilig wetend in haar onrumoerig huis.
Vlak voor het rank-blonde weeuwtje met haar heerlijk, droomerig meisjesgezichtje, stond een theelichtje met verwaten-klein potje, waaruit zij telkens fijntjes een kopje schonk.
Frans besefte nti eerst wat voor een wonderlijke rust en innigheid en een stil-droomerig, zacht geluk hij ondervond, zoo stil zittend tegenover het ingetogen weeuwtje. Het buffet in het diepe lokaaltje, en de raamtafeltjes, het bleef alles in fluisterend en droomerig halfduister. Alleen boven de ronde tafel waaraan zij zaten, straalde een heldere electri-sche lamp onder de glans-afdampende kap, en ergens hoog aan den donkeren wand hoorde hij een hangklok met haar loom gedruppel van den tijd... tik tak, tik tak...
In die suizelend-stille uren beleefde hij geen enkele schrijnende of wankelzinnige emotie. Hier ging iets van hart tot hart; bleven rust en vrede, na het verschrikkend fabrieks-