358
brand kon maken... dat ze hem toch wel zouden vrijspreken ... dat hij ook wel eens zou kunnen uitbreken en vluchten!...
Soms ging hij spelen met de dikke roestketting waarmee zijn stoel aan den muur vastgeklonken stond. Een anderen keer overplakte hij met lijm het kijkglaasje van de cel, waarr doorheen de bewaarders hem schunnig beloerden, aan den binnenkant, of schreef hij met groote letters, in galgenhumor doelend op zijn krot: ״onbewoonbaar verklaard". Verwijderde de bewaarder zulk een stuk papier wrevelig en onder dreiging van rapport opmaken, dan schreef hij den volgenden morgen nog giftiger en sarcastischer: ״onverklaarbaar bewoond". Vaak, in dolle geprikkeldheid, klapte hij brutaal-zinneloos zijn werktafeltje op en af en smeet hij al zijn versch bindwerk in een hoek. Dan weer sprong hij op zijn krib, zoodat de stroozak uitpulverde. Hij zou zich ook wel ziek en gek hebben willen aanstellen, als hij maar zoo overdreven en opzettelijk kon volhouden en met poeha!
Het misleidende en verwarring-stichtende, leugenachtige ervan beviel hem, doch de verkleineeringen die hij er door zou moeten ondergaan, mishaagden hem hooglijk. Een slag op de gang-gong bracht al droeve bezinning. Hij wou zulk huichelspel wel bemachtigen, maar voor een gansch ander doel... Ook walgde Frans ervan dat hij iederen dag precies wist wat zijn misselijk voedsel zou zijn. Hij besnuffelde zijn houten lepel met weerzin, en de duffe papierlucht van het bijbeltje op zijn tafel kon hij vaak niet dulden. Soms kwelde hij zich met de kleinste gedachte: of hij drie of vier kaantjes spek zou oplepelen. Ook raasde hij altijd weer, zoodra hij zijn armzalig eten in een blikken bus, onder het ijzeren luikje van de cel-deur door een verachtelijke menschenvuist naar binnen stompen zag. En hoe had Frans zich in het begin niet woest-weerbarstig verzet tegen het knutselen van zijn photo in het spinhuis; tegen het vieze afknippen van zijn haar; tegen het ruwe scheren met een tondeuse, die zoo zoet-wee riekte naar lysol. Hij begreep maar niet hoe die gangloopers, gevangenen die het gebouw schoonmaakten, met de bewaarders het eten