355
toch ook maar een bang en ontdaan menschenkind in d'eenzaamheid.
Eindelijk begon hij voor zijn werktafeltje naar arbeid te'grijpen. In Leeuwarden, beval het reglement-uittreksel op den cel-muur geplakt, moést hij tien uur arbeiden. De rustig-goede werkmeester, met wien hij eerst schuw, later veel sprak, leerde hem boekbinden. Hij poekelde gaarne met dien braven kerel, dien hij in het begin altijd eerst averechts antwoordde of vatte. Die bink was plat. Hij sprak met hem veel liever dan met den dominee, met een Regent, een Officier van Justitie, een koppen teller; veel liever dan met den arts of met den Boorzalfpot. Bij die bazige sirools hield hij zich traag van bevatting, omdat hij ze nooit vertrouwde. Toch werkte hij lusteloos, ingezonken, afgefolterd, wreed-onverschillig. Het leed lag té hoog in hem opgehoopt; zóó vormloos hoog, dat het alles om hem heen verduisterde. Frans zag wel zware druppels spatten van regenvlagen die striemden tegen het celvenstertje op; hij hoorde het schimpende en loeiende duivelen-gegier wel van den storm, maar hij kon geen uiterlijke treurnis meer ondergaan; om niets. Zijn vingers beroerden onverschillig het werkmateriaal en hij poogde zijn verlangen te sussen met allerlei paai-beloften,... wanneer hij weer vrij was. Maar hij verzonk in een willoos spel van soezende gedachten.
Vreemd, zooals hij zich soms onder het lijm-koken en het oog-pijnend ture<t. in zijn geel gasvlammetje, midden in zijn arbeid op zotte invallen kon betrappen. Dan zat hij weer gewoon te lachen; soms zelfs te schateren en opjuichend-luid te spreken, herdenkend een vroeger snaaksch gebeuren dat hij had meegemaakt met de kameraden.
Als hij dan zoo zichzelf midden in zijn onderbroken arbeid op zenuwachtig-gek lachen betrapte, dan schrok hij ineen hevig van zijn eigen schril geschater in de staar-stilte; dacht hij in ontreddering, dat hij krankzinnig was geworden. Dan sprong hij wild en hijgend-benauwd overeind en begon hij in zijn cel heen-en-weer te rennen en benard
Bink was plat: goede kerel met wien wel wat te beginnen viel. — Koppenteller: Officier van Justitie. —Boorzalfpot: ziekenoppasser die met een gevangenisdokter meeloopt. — Sirools: kerels. —