346
straffers. Frans liep boordevol wraakgedachten. Ze hingen zwevend als vlijmscherpe messen boven zijn bijna afgekneld leven. Tegen bewakers, gangloopers, dokter en ziekenoppasser, tegen Directeur en beambten kreet hij los, helsch tierend, met wilde moord-dreigingen, in razende bezetenheid. Zijn verbittering wiercl hemzelf een ontzetting. En steeds kermde hij: vijf jaar... vijf jaar... niet te gelooven... om gek, om stapelgek te worden! Maar toen hij eenige maanden was opgezogen in het zieke grauw van de cel en hij bukte onder de scherpe tucht, begon Frans' innerlijk wezen martelend te veranderen. Uit zijn diepste binnenste borrelden allerlei wilde en vreemde verlangens op, besprongen hem allerlei weeke, angstig-smeekelijke en zwakke gevoelens, zooals hij die in vrijheid maar heel zelden had beleefd of gekoesterd. Dat vreemde en vreeselijke gevoel in de stilte omgreep hem zóó, dat hij dikwijls aan zijn verstand bevend ging twijfelen. In de moordgrauwe cel onderging hij een naar wraak huilende verbittering tegen ieder wezen dat Frans zich herinnerde. Allereerst tegen zijn kameraden met wie hij had gepeesd. Frans overzag zijn eigen leven en hij besefte, onder hallucinanten angst en helderziendheid, dat dit nauwelijks in bloei, voor altijd was geknakt en weggetrapt. Nu eerst besefte hij de wraakstraf van de maatschappij op zijn armzalige wezen: het opsluiten van den zondige in eenzaamheid. Telkens en telkens drongen allerlei aandriften van zijn kronkelnatuur zich naar boven; begeerde hij zijn instincten uit te leven. Telkens, ontsteld en van binnen verbrijzeld, vroeg hij zich af: waarom ben ik als ik ben,... waarom is al die onmensche-lijke leugenlist en diefachtigheid in mij juist opengebroeid?...
Wreed en al pijnigender voelde hij, onder dit klarend bewustzijn heftiger tegenspartelend, zijn vernedering en uit-geworpenheid. Zijn ouders hadden hem schrikkelijk bejammerd, maar zichzelf nog meer. Hij hoorde nauwelijks iets van de brave zielen. Hij was het schurftige, gemerkte schaap uit de kudde, dat in troostende verdooving van zijn slechtheid geen rust kon vinden. Frans voelde de krenkende
Gepeesd: saamgewerkt. —