343
kind-mensch te geraken, dat tegelijk een ge weids-wezen was, in wien het levensvuur brandde met een alles-over-schroeienden gloed; dat tegelijk een kerel bleek met een bovenmenschelijken moed en een altijd sprankelenden humor, waardoor ieder woord van Karei een springende bioscoopteekening geleek, geestig, plots verschijnend en weer plots verdwijnend. Telkens moest Poort zich aan zijn eigen haat vastklemmen om niet te wankelen.
En zoo wierd Frans het zich bewust, dat hij zocht naar een zelfvernietiging in de vernietiging van dien anderen mensch: Karei Burk.