348
en haar wild-wreede lusten; huiverde van haar spottende uitdaging aan al wat kerel heette. Corry bleef nu in beheerschte bezinning, en ze deed net alsof de ontroering en de verrukking die zij wekte in anderen, niet bestonden. Haar stem behield een zacht-zangerige bekoring en heel haar wezen een treffende ingetogenheid. Corry was zoo in haar begeeren vergroeid met wat ze liefhad, dat ze het als een schennis beschouwde, ook maar het kleinste wellustige gevoel te ondervinden bij het zien van een ander. Dit vreemd-versteenende van haar vrouwgevoel voor andere mannen, had Frans Poort ondervonden, en het leefde met zoo stoute en verpletterende macht in Corry's blik en in haar gebaren, dat haar eigenlijk niet één die haar kende, met zoete vleierijen en streelende vervoering of bewondering waagde te naderen. Toch bleef zij vaak aanbiddelijk-dartel en kinderlijk of vol meisjes-verleidelijkheid, en verblindde zij alle mannen door de tintelende blankheid van haarvel, haar verrukkelijk mooi gezicht, het teeder-slanke en uiterst-rijzige van haar meisjes-lichaam en de bekoring van heel haar heerlijk jeugdwezen. Zooals Frans haar op een morgen had ontmoet, in den langen, met bont omzoomden mantel, den bloemblanken hals laag-open, het kortgeknipte, goudblonde, weerschijnende haar in losse, zware lokken over haar fijn-kittig nekje en over haar kleine ooren, het blauw-fluweelen toque-hoedje op het hoofd, klaar-blij-moedig het zacht-lachende gezicht,... zooals hij haar toen rank en licht had zien naderen alsof zij danste,... neen, zoo zou hij haar nooit kunnen vergeten. Dien morgen had zij hem vluchtig even aangesproken, — zij ging naar ״de zaak" en had weinig tijd, — en voor het éérst zag Corry een verlegen verliefdheids-bedremmeling, een sprakelooze verbouweree-ring in heel zijn smachting-smorende houding. Voor het éérst zag ook hij in haar goud-donkere, schalksche oogen een saamkrimping, alsof ze van iets heel verborgens tóch weemoedig-angstig genoot en in haar blik, éven, een nevelige bezwijming die ook hem verdwaasde van geluk. Doch tien seconden erna was al dit zoet-zich-geven en aanhaken, dat