338
goochelingen. Dat instinct was nti door haar boosaardigste gekrenktheid tot onverbiddelijk gevoel toegespitst en bracht de eeuwige verwijdering, de afscheuring van de vrouw die hij krankzinnig liefhad; die hij soms haatte omdat hij haar zoo-in-wanhoop beminde. Karei besefte zijn gemeenheid tegenover haar, als iets grondeloos-laags en verachtelijks, maar hij leed smartelijk in een onrust-verbijstering en hij kromp van berouw. Doch Corry kende van het menschenhart geen innig verdriet, in haar verstarde zelfzucht en beleedigdheid. Burk, in al zijn loszinnige, terugkruipende lafheid en ruwheid, voelde en begreep in zachtheid en eenvoud; zij, in al haar latere onkreukbaarheid en ongereptheid, bleef ongeroerd tegenover zielsnij pende vereenzaming en afsterving van den liefde-hunkeraar die schuld wou biechten, onder zwaar heimwee. Alleen Frans Poort wist beter, veel beter dan Karei, omdat dézen Corry's ontwikkeling van meisje tot vrouw geheel onbekend was gebleven. Frans bevroedde, dat in de onverzoenlijkheid van drieste Corry één broze plek bestond. Hij wist hoe de uitdagende en niets vreezende meid, door haar onstuimige en alleene liefde voor Karei, al haar vroegere zwijmelingen en uittartende grillen had teruggedrongen. Hoe zij zich van lonkende behaagzucht had gezuiverd. Ook nu nog kon zij snijdend-kwetsend en pijnigend-in-waarheid-zeggen uitbarsten. Ook nu nog besefte zij haar verbijsterende macht op mannen. Maar Frans wist smartelijker dan wie ook, hoe zij diep-in snakte naar de koesteringen van dien heldhaftigen en koenen kerel, naar een liefdedaad van dien stouten spotter, dien heldhaftigen verleider.
Corry, op een avond, had alles met hem uitgesproken. Want zij begeerde glaszuiver tegenover hem te staan. Ze had Frans Poort haar liefde gebiecht voor Karei, zooals ze het Manus Peet eens had gedaan, wreed-rein en zonder hem een oogenblik te sparen; zonder zelfs aan hem te denken. Ze hield niet van jaloersche herrie-kerels. —Dién vreeselijken avond juist, was Frans' haat tegen Karei geboren; Karei, dien hij nog nooit van aangezicht tot aangezicht had gezien.