396
trappen en portaal. Frans doofde dadelijk de Chatwood-lamp en stak een seintje. Even doorleefden ze vreeselijke benauwdheid in het stikkedonker, doch het kantoor bleef kil-geluidloos. Door het onverhoeds van het licht in de duisternis staren, zag Frans een roode galg voor zijn oogen dansen, in blauwe vlammen... Hij hoorde het gesmoorde nahijgen der kameraden in het wattige donker, bang, benard. Toch waagden zij zich niet te verroeren, zoolang Frans geen nieuw sein had gegeven. Daan Blikkie zat nog steeds met zijn arm in het achterwandgat. Ze hunkerden heet naar den buit; ze verlangden te zien wat er voor den dag kwam. Maar het gevaar dreigde en Frans, geheel weer beheerscht, in grootste koelbloedigheid en angstige omzichtigheid, sprak geen woord in de vijandelij k-donkere ruimte. Eindelijk richtte hij snel-schichtig zijn lantaarn door het lokaal naar de trap, waar het gekraak het eerst gehoord was. Ademende stilte alleen bleef suizen. Een loos alarm, een muis misschien. Hij wenkte de gabbers.... kedin! Voort!...
Eindelijk trok Daan zijn arm uit het wandgat en hol-somber klonk er opeens grommend gevloek, toen hij een klein leeren geldzakje leegschudde, waaruit eenige guldens wegrolden en linke flep. In een doldriftigen ruk smakte Harmen Daan omver, terwijl eindelijk ook Frans zijn beheersching verloor. Als een krankzinnige doorwoelde Harmen wild den binnenwand, met zijn hijgenden vloek-mond vlak op het geoliede gat, zijn pols openscheurend aan het randscherpe inboorsel. Maar ook hij greep niets vast. De buit was zwaar gewoerig! Frans lichtte bij en de lamp wierd weer opgedraaid. Ze vreesden plots geen overval meer. Een opgekropt-dierlijke toorn ontgromde hun beschuimde monden. Frans richtte zijn lantaarn op Harmen's handen en afgemarteld-moe, bevlekt-rood gelaat, en hij ontwaarde, even ontsteld, een duivelsch-verwrongen mom, waarvan de wangen glommen als beboterde schildjes. Harmen rukte zijn arm terug, om Frans nu op zijn beurt te laten tasten; maar ook die beurde alleen wat armzalige kasboeken en loos papier. Het droppel-
Een seintje steken: waarschuwen. — Gabbers: makkers. — Linke flep: valsche, hier waardelooze papieren. —Gewoerig: weggestopt.—