2Ö4
haar ontroering te verbergen. Maar Frans Leerlap over-duizelde een angst. Nel's oranjeachtige oogen gloeiden koortsig. Plots richtte zij zich onstuimig naar Karei en in wanhoop verklaarde ze, dat tegen Corry niet te vechten viel.
— Die houdt je de pafferia voor!
Frans Leerlap in zijn schuchtere verlegenheid, durfde Karei nauwelijks in de morrende en troebele oogen zien. Corry onderhield tegenwoordig, behalve haar broer Jan, zoowat het heele verbasterde gezin. Hij, vochtige koekzak, had zijn reep te houden. Want hij was nog even bang voor zijn oudste dochter als vroeger en hij hield er niet van, tanden te spuwen. Het gehaaide goosertje Bromtolletje was hem altijd de baas af geweest. Zouden Nel en Corry hem niét in hun leeg gedruisch verdrinken?... Heere zegen deze spijs en drank, amen!... Toch begreep Frans Leerlap niets van Corry's slenterend en stroef gedoe tegenover Karei Burk, al had Manus Peet, — dat scheve uithangbord, schold Nel, — indertijd de heele massematte tusschen Corry en Karei blakerheet voorspeld. Hoe waagde die gonzende tor, hoe waagde ze zoo maar dien machtigen kerel zijn congé te geven?
Frans Leerlap bleef stilletjes staan neuriën over zijn duisterend onderdeurtje. Want het was toch minder dan een zucht, al wat hij zei. Hij had uit bedremmeling, een schuwen, diefachtigen oogopslag gekregen. Een iegelijk wantrouwde hem opheden. Hij kon niks anders meer te hoop jagen, in zijn schriel en verloopen asyltje, dan zijn vogeltjes. Voor geen kimmelbas pruttelde hij meer één levendig en verstaanbaar woordje over die twee, als Nel erbij kuierde.
Maar Karei Burk malde in het hart, dat Corry hem afwees. Hij begreep, in rilling en ontzetting, dat hij het voor altijd verkorven had bij Corry. Zij liet hem gemoedereerd dood-hunkeren. Zij liet hem zich blindlensen bij het afloeren. Hij was een vod voor haar geworden. Nee, hij kon haar niet met koetsef-blinkertjes lokken. Hij wou haar alleen maar zeggen hoe alles vast en zuiver in zijn binnenste was toegeschroeid naar zijn liefde voor haar alleen.
Pafferia: pistolen. — Reep: mond.—Kimmelbas: drie stuivers. — Lensen: kijken. — Koetsef-blinkertjes: juweelen en snuisterijen. —