238
hem. Het heele nieuws kwam ook 200 stralend-heet van den rooster. Hoe alles toch een geheimenis was in het leven en in ieder mensch nog een tweede mensch ronddoolde! Juist nou, noti, midden in de breuk van zijn hart, midden in zijn droefnis, kwam de meid verschijnen; kon hij zich gaan oppoetsen. Eerst alles nachtdonkerte om hem heen, en nou inéén Corry, het helle, tintelende licht!
En toch wou hij zich wel voor de meid verschuilen; wou hij zich wel diep ergens verbergen. Wat een rare tuit! Sinds jaar en dag niet gezien... Neen, hij was er bang voor... zooveel zonneglans! Hij zou schrikken als hij haar stem zou hooren. En in zichzelf had hij gewenscht, dat het inéén avond zou kunnen worden en duisternis, om zoo half-aarzelend en uit schaduw voor den dag te kunnen schuifelen. En toch tegelijk wou hij zich dadelijk reuzegroot vertoonen. Guns, als ze minachtend keek zou hij zijn eigen kop te barsten kloven, of er den brand in steken.
Mooie Karei deed niets anders dan Onzen Lieven Heer's naam in al angstiger uitroepen, in al ontstellender verbazing en beklemming varieeren.
— Godallejesus.. Corry komt.. Corry.. Corry.. Corry!..
Het was niet te gelooven. Ze wouen hem hier op groen gras trekken. Het gierde en gilde in hem, een heibel van geluk. Nou was hij geen eerste-prijs-zwemmer meer op kurken! In ontroering welden er brandende tranen op zijn wang. Al zijn pijnverlangen, al zijn oversluipende melancholie zonk weg, al was hij nóg zoo bevreesd voor het weerzien. Corry Scheendert zou komen, hier, bij Greet, bij Ant, bij Thijs, terwijl zij toch wist dat hij hier óók kwam; terwijl zij misschien zelfs wist, dat hij hier woonde!...
Karei wijdde haar zijn teederste en zachtste gedachten. Hij kon wel snikken, zoo ontroerd voelde hij zich... Als hij nou opnieuw een knak kreeg, en schendig over de aarde moest kruipen,... dan sou hij haar lieferst...
Beschroomd, verlegen, vroeg Burk Greet hoe laat Corry er om-en-nabij wel kon zijn.
Brand in steken: dronken drinken. —