66
slaaphokje. Teuntje, Wimpie en Sien leken ingedommeld; alleen het duifje zat op een vreemde vaas boven op het kastje, roodoogig en onheimelijk te koekeloeren.
Hoe lam-ellendig voelde Karei zich onder al de scherts en boert. Wat graag had hij eens alléén met Greet gesproken over zijn hartzeer. Maar die stak zelf ook niet zuiver, die broddelaarster.
— Schof je!... bromde Karei tot zichzelf.
En. hij vertrok.
Schof je: ga weg. —