155
— Wat 'n kelére-bekattering!
— Duifiesmelker... hengelaar!
— La je je dat anleune, Ben, fan Koarel?
— Kom je soo op de bon?
— Ben Tuf-tuf!
— Ben..• Ben... adjedant fan Storm en Schlebaum... mó je nie gasse op 'n driepit om te fluchte?
Karei joolde:
— Ikke wil wel wete da 'k 'n pappert bin!... Me eige moeder hep me al bij me gebaurte mit brandewijn ingesmeerd ... en me fader schonk me gemoedereerd 'n halfe kan dun..,
Kikkie Slagroom schreeuwde naar de ringster:
— Kijk kerels... 'n begijn die de broek an hep!
De ringster, woedend, trok haar achterwerk op en raasde:
— Staan je d'r soms in je bloote bij... smeerhengst?... Nou,... hei-je ooit soo sout gegete!...
Toen wilde Karei weer sussen, even grappig als hij den boel aan het rollen had gebracht.
— As 't nou soo in me schamel fieselemietje opkomp, gooi ik jullie allemaal 't huis in... Ik hou jullie in 't skot!
— En dan blijf jij staan tut je lood wor!... keef Koos van den nikker lollig over het raam.
— Ikke bin seep en blijf afgeknoedeld,... viel Karei in.
En hij danste op zijn stoepje, Greet woest in een warrel
meetrekkend.
Een zware gramophoon kermde in nood, afgrijselijk en helsch. Weer bonkerden geweldige vrachtkarren de keien over. Alle meiden en kerels vluchtten onder valsch angst-gegil op ?een prop. Toen, in een kring, omringden zij Ben en zongen verhit:
— Se susters binne soo ritserig om haarlie hart..
— Soo ritserig...
— Soo ritserig!
De Jordaners zongen gemeen en dansten tartend-brutaal rond den bluf-toeter.
Kelere-bekattering: cholera-beschuldiging (in den zin van): erge verdachtmaking. — Op de bon: op het rapport. — Dun: jenever.— In het schot houden: niet uit het oog verliezen. —