47
die potscherf toch van hem? Ze keek hem zoo dringend en zoo roeperig aan. Wacht, blikskaters, daar schoot hem door den bol waarom zij een paar uur geleden, toen hij uit makke nieuwsgierigheid naar Alie had gevraagd, zoo spottend en toch even snibbig antwoorden kon:
— Alie?... Alie?... Alie?
Tot driemaal toe had zij, — het fijne neusje lichtelijk-smalend opgetrokken, — dat wicht haar naam genoemd. Och, zooals die lieve vrouwspersonen toch telkens zijn hunkerende zinnen in de war stuurden. Greet had ook ,,Karei" geroepen, heel anders dan anders. Dien toon, die stem herkende hij dadelijk, toen zij schrok om zijn uitval naar den kriek... Nou ja, dat smoesie wist hij nou al van zijn eigen. Potsalderjenne, het wierd hem zoo benauwd om het hart. Zou hij even hier in het donker, zijn spijkerkastje opentrekken? Neen, neen, hij kon toch geen kermende krats er uit halen, ,.. nou, tusschen al dat verwarde gepieker... Hij had ook den heelen avond stiekem van zijn stoepje naar den overkant geloerd, naar Frans en Nel. Frans Leerlap had hij even in zijn duisteren, mistroostigen kelder zien scharrelen met de lantaarn, en het goud-wiegelende, phantastische licht over de leege hondenhokken droomerig met de oogen gevolgd. Dat het dien vent toch zoo vergaan moest! Wie gaf hem nou te bikken? Dwars er doorheen bedacht Karei, hier in het roerige donker, dat die Frans Poort uit het loge-mentje in de Buiten-Brouwerstraat, hem vanmorgen al heel vroeg had gevraagd of hij eens met hem mee mocht gaan hengelen. Zijn een biet! Maar waarom vroeg die kneibel het juist hém? Hij begreep er geen puist van. Zou hij temet jeuk aan zijn palmpjes hebben? Die gluiperige Frans Poort kon voor zijn part de kilte krijgen...
Aan de deur hoorde Karei weer iets brullend schreeuwen naar Greet, over het Tuinstraat-gevecht bij het Zoutpakhuis opnieuw losgebroken en dat de Rooie zware wonden in hals, nek en hoofd van de politiehakkers had opgeloopen. Kon hem ook niks bommen! Hij had niks uit te staan met het
Kriek: bochel. — Spijkerkastje: harmonica. — Kneibel: kerel. — Jeuk aan de palmpjes: steelzucht. —