146
De bloedige vechtpartij dreef hier naar toe, naar de Westerstraat, naar het politie-burau...
— Nietes... het dreef naar de Baangracht en de Lindengracht!... kreet een derde.
Snoepwinkelierster Natte Aaltje, teringachtig en gips-bleek, kwam ontdaan, toch zangerig vertellen, dat het een schrikkelijk moordgevecht was tusschen effetiefe vaders en zoons.
— Mijn kerel see... de heele prinsemerei is op de been...
Tragisch en benauwd klonken van allen kant de zoekende
en vragende stemmen van de buurtmannen en buurtvrouwen.
— Kopsorg... as 't 'n slachterij wordt bin ik d'r tug sóó te piel!... spotte Nars, de betonwerker, die midden tusschen de volte in een aardappelenkelder, met vier andere Jordaan-jongens kaart zat te spelen en pas zijn laatste spie had vergokt met zwikken en miesemausen.
— Soo'n afgestampte kruimeldief!,.. Hij mot bloed sien... bromde Karei.
Burk huiverde, toen hij van het nog ver-verwijderde en wondrauwe gevecht hoorde. Toch wou hij zijn tramontanen niet kwijt. Stil draaide hij zich om en stapte voet voor voet het kamertje in.
In het stikdonker nu, hoorde hij het duifje weer koeren op Teuntje's bedje, zoet, vreemd en droef. Ant scheen met de ellebogen op den post in slaap te zijn gevallen voor het open raampje.
Karei kon wel grienen. Hè, wat vies-domp en vuns stonk het hier in het krot, naar die rettet; net stinkend grachtwater.
O, dat prangende verlangen,... het begon weer te kerven en te martelen van binnen. Die zomeravond-donkerte groef altijd iets leeg in hem, altijd weer opnieuw. Wat een gescheur en gewriemel om zijn hart... Corry, Corry... eeuwig die gedachte aan Corry!..,
Kon hij de kwak maar in zijn eigen overgooien. En nou juist weer die onrust in hem, nou die lieve, zacht-aanhalige Greet er bij was... Ze stond zoo moederziel alieene, had ze straks zoo treurig gezegd. Wat wilde die koosere meid,
Tepiel: gesnapt worden.— Zwikken en miesemausen: kaartspelen. — Rettet: privaat. — Kwak overgooien: de bel overhalen; van iets geen last meer hebben. -—