39
Karei misgreep Greet's grol. Was hij zoo een lomperd? Of stekeblind? Zij glimlachte fijntjes. Had zij haar ״Oom" niet doorkeken?
— Met d'r galant op stap... Zaterdagavond-houwe,.., viel zij droog-nuchter bij.
— Die baffiaan... rondom leelijk... die groensoeter... da grogfentje!... schoot Karei nijdig uit.
— Ik en vind hem,... tartte Greet, zacht gichelend,... heel lief... Een schoone man!
— En-of!... spotte Karei... Achter se gat komp nóg wat!
Heel zacht streek Greet even langs haar geverfde lipjes.
De fijne, blanke handjes bleven in aarzelend-tastende beweging dwalen om haar schalksch mondje. Glimlachend keek zij weer óp naar Karei, plagend-aanhalig. En toen inéén barstte zij in een schaterlach uit:
— Oome... gij en kent mijn niet doorsnuffele!
— Ikke ?... vroeg Karei, verbazing veinzend... Ikke bin alleenig kuisch teuge de frouwe die ik nog nooit ontmoet heb!
— Greet zweeg strak, stug.
Toen gingen Karei en zijn nichtje aan de deur staan»
— Mot je 'n sitterik... brandnetelblom... stuk tingeltangel ?
— Nee Oome.
Weer plechtig-sarrend beklemde zij het woord „Oome" met spot.
— Ik en sta liever!
Karei neuriede eerst zacht, en toen zwellend, het droeve buurtliedje:
Moeder... ik kan je nie misse...
Plots, aan d'overkant, hoorde Mooie Karei Nel Scheendert heftig vloekend uitvallen naar Frans Leerlap, die in zijn zoet-stinkend keldertje rondscharrelde. Ze was getroffen door Karel's zang en wilde haar ontroering verbergen.. Karei schrok en begreep, en dadelijk zweeg hij,
Het Zaterdagavond-gloeikousjes- en electrische licht
Zaterdagavond-houden: vrijen, — Groenzoeter: onnoozel bloedje.— Zitterik: stoel. —•