135
luchtte haar juist op... De godlasterlijke vloekerij van de kinderen en van Thijs er donderend door heen, was weer bar vandaag geweest. Wim had haar een heeten bak thee in het gezicht gesmeten, omdat ze het dol-driftige dreumesje geen twaalf spie gaf voor de Nassau-bioscoop. En Gijs had haar getrapt tegen haar kreupelen klomp. Toevallig liep haar getrouwde dochter Trui in, en die gaf hem kruif voor twee... Toch goed dat Greet er niet bij was geweest. Die zou zich maar doodgeërgerd hebben. Nou kwam Thijs er onverwachts tusschen, als een rokje in den wind. Dié was losgebarsten, neen... zooals Ant het in tijden niet had meegemaakt! Hij ranselde Wim temee in tweeën, woest en wreed. En Teun kreeg kleum en Sientje. En Gijs hakte hij een kloof in zijn frontje... Ja, bijna ranselde hij Trui eruit. Hokt het dan botst het!
Nou bekwam Ant voor het open raampje, heel even, al duizelde de herrie van den ruziedag nog in haar holle hoofd na.
Teun, Wim en Sien lagen beneden en sliepen achter Greet's rug, vlak bij het vuns-riekende privaatje.
Op Teuntje's smoezelig bakkesje, — hij lei ineengedrongen vooraan, — zat een schoon klapper-duifje saamgedoken in de veeren. Het diertje koekeloerde het schemervertrekje rond, geheel zonder vrees en eenkennigheid. Zijn lang-smal, ij del kopje alleen bewoog, het lijfje bleef roereloos. Als een deurtje aan d'overkant van de Dwarsstraat openging en weer dichtviel, ving het duiveke op het metaalglanzend gevederte, teruggekaatsten winkellicht-schijn. Dan, wonderlijk in het halfduister, gloeiden rood de oogjes op, en trilde er teêre regenboog-schittering op kuif en vlerkjes.
Mooie Karei was verzot op mooie duiven, op tuimelaars, kropjes en meeuwtjes. Vroeger, in zijn kedinnen tijd, toen hij nog zonder brandgevaar fideel aan de moederborst lurkte, was hij zelf een eerste-klas-duivenmelker geweest; bezat hij heel een vlucht die zoo blank tekkelde in de hooge lucht. Tjonge-tjonge, wat had zijn afgericht brassertje al niet voor
Kleum krijgen: slaag krijgen. — Frontje: gezicht. — Klapper-duifje: duifje dat klapt als een zweep met de vleugels. — Kedinnen: goeden.— Tekkelen: in zwenk uitzwaaien boven het plat. — Brassertje: lokkertje, —