118
Eindelijk besloten zij, met blauwe kielen ook vreemde diamant-slijperijen op te zwerven, als bekneisde goosers. In het dompe en drukke koffieuurtje sloegen zij hun slag.
Maar ook toén weer volgde een betrapping op heeterdaad. Enkele argwanende slijpers achter hun molens, hadden die opzwervende gasten met hun nonchalante kielen in de smiezen gekregen. Ze woonden óók niet op het Spinhuiswatertje potdorie 1 De politie bleek gewaarschuwd zonder vertraging.
Achter beschot en banken stelden rechercheurs zich verdekt op. Toen Frans nu en kreupele Hein, tegen schafttijd kwamen inkuieren en zij haastiglijk doppen verborgen onder de blauwe kielen en weer doodgemoedereerd wilden weg-slenteren, schoten de dienders naar voren en grepen de knapen vast. Een schrille opgewondenheid van vloekende en krijschende stemmen, klonk dreigend de werklokalen door.
— Manne... je vuiste droog!
— Niet slaan!
— Die eene is kreupel...
Zoo beschermden de rechercheurs Frans en Hein tegen woeste drift-uitbarstingen van de schreeuwende slijpers.
Hein, mal geschrikt, zonk half in onmacht op den vloer. Angstig jammerschreide hij:
— Schande... schande... o... o...] niks thuis zegge!
Maar Frans, grauwwit, onbevreesd voor mishandeling,
gilde terug als een bezetene. Hij ontkende alles, in een ziedenden woede-waanzin. Hij loog er wild op los; in stuiptrekkende zenuwkracht rukte hij zich vrij uit den nekkenden greep der rechercheurs. Toen hij na een bombardeerende vlucht over banken en krukken, weer overrompeld wierd en hij de kleeren van zijn lichaam voelde afscheuren, begon hij te spuwen als een hysterische gek, te schoppen en zwaar te beleedigen.
— Wille jullie mijn op de brits, vuile krenge?... Krénge!
Hij kreet als een dol dier dat gewurgd wordt. De heele
fabriek kwam in opstand. Eindelijk knelden de rechercheurs hem de boeien om de broze jongenspolsen. Met een knak
Bekneisde goosers: beruchte kerels. —