1
io8
Bataljon?... Stafmuzikant?... Hoe had hij het nou? Telde hijzelf heelemaal niet meer mee? Ach ja, Frans was razend-dol op muziek. Hij wou wel opgeleid worden. Maar kon dat zóó maar, zonder aanleg en voorbereiding? Guns, hij wou wel alles vragen, maar hij durfde inéén niet. De brave man van Pro Juventute negeerde hem, in tegenwoordigheid van zijn familie, den ganschen avond. Hij was maar een jonge gans. Een treurigheid deed Frans' brutale spreeklust verwelken. Zijn beschermer hoorde hij zeggen: nu hoeft Frans niet meer voor een speld te bukken... Hij heeft een toekomst. Bleef hij ondeugend en dubbelzinnig, dan was hij verloren; zijn kerfstok bleek niet van ijzer! Dan kon hij den bedelzak vastgrijpen... Neen, daar, in Kampen, hoopte hij, mocht Frans weer heelemaal op slag raken.
Het ruischte langs zijn ooren en Frans voelde voor het eerst een beschroomde verstilling van al zijn gedachten en voornemens.
Eenige weken later bracht zijn moeder hem met droog-gehuilde oogen naar Kampen. Nauw veertien jaar, verzonk Frans' kinderlichaam reeds in veel te wijde soldatenplunje; zag hij rapieren glinsteren. In Kampen leerde hij luttel muziek. Geheel onvoorbereid wierd hij voor zwaar-geweld-dadig slagwerk geduwd en voor de ijselijke lawaai- en schetter-monden van gekrulde koperen blaasinstrumenten. Hij stuiptrekte onder die dreunschelle stootgeluiden van basbazuinen. De klare schettertoon van de trompet bracht beving in zijn bloed. Hij zou nooit trompettist kunnen worden, noch hoornist. Want de stemmen dier instrumenten martelden zijn zenuwen.
Onder vuile grappen — Frans rilde van sexueele schunnigheden — en smerige grollen, dreven de kibbelende ״soldaten" hem naar zijn plaats. Maar zoo stom-schuw en achterlijk stond hij tegenover de lessen, dat hij alleen voor laat-wacht en klungelige boodschappen gebruikt kon worden.
En toch beminde Frans de muziek als iets onuitzegbaar-heerlijks. Hij sidderde en huiverde onder het hooren. Hij