tot dit verachte en verstooten ras behoorde.
Haman verkreeg het vorstelijk-gezegelde edict, waarop afgekondigd stond dat op den dertienden Adar der twaalfde maand, alle Joden in alle gewesten van Ahasverus' koninkrijk, . . . kinderen zoowel als grijsaards, meisjes en vrouwen genadeloos zouden worden gedood. Het uitdelgings-decreet werd alom, in alle provinciën, door ijlboden afgekondigd en bekend gemaakt.
En tot laat in den nacht klonk en dronk Ahasverus met zijn Grootvizier, in zijn luisterrijk paleis onder spookachtig-vlammende luchters, verhit, op het welslagen van de algemeene uitmoording der Joden op éénen dag, in heel zijn Rijk, in alle gewesten ....
Mordechay, toen hij de schrikkelijke ramp te Susan hoorde afkondigen, scheurde in rouw zijne kleeren en over wierp zich met grauwe asch. In zijn binnenste weenden smart en wanhoop dooreen. Hij voelde erin, monsterlijke wraak van Haman den Jodenhater tegen zijn persoon, omdat hij zich niet op het aangezicht had neergeworpen voor den heerschzieken Aga-giet. Hij sidderde, Mordechay, nakomeling van
Kater Don Juan. 6 fi t