wat zij deden en dachten dompelde hij in een helsch licht. Hypnotisch bespiedde Haman de uitwerking op het gelaat van den Albeheer־ scher. En toen hij bemerkte dat Ahasverus nieuwsgierig en ontdaan luisterde naar zijn halfzingende stem, zelfs overrompeld scheen door al het vreemd-nieuwe en de boosaardige leugentaal; .... dat dit volk hem innerlijk bespotte, hém en zijn krijgsglorie; hém, den eeni-gen en eeuwigen Grootkoning; dat zij de Perzen en Meden hoonden in hun eigen kring; dat ze den Goddelijken Ahasverus innerlijk vervloekten om zijn heidensche praal en dronkenschap; dat heel dit volk uit Judaea zich alleen om eigen wetten en voorschriften bekommerde en alleen zegen van éigen Almacht afsmeekte .... een last en plaag was voor al zijn onderdanen,.... toen plots sprong Ahasverus, die alles naïevelijk geloofde, wild van zijn aanlegbed en barstte hij in ontzetting los:
— Roei uit.... uit... . heel het volk .... van kind tot grijsaard,.... naar alle wereldstreken! ....
Haman beefde van heet-gramstorig geluk. En sluwer nog oversloop hij met geheim venijn en laster, den zwakken, grilligen Vorst, die niet vermoedde dat zijn beminde gemalin Esther,
80