tig-bevallige sprongetjes, van een jolige oorspronkelijkheid en dartele dwaasheid die deden schateren. Hij handelde heelemaal niet als een doodschuw poesje, nauwelijks uit het broeische nest, ontsteld en akelig-schichtig zich verstoppend voor vreemde menschen, vreemde geluiden en vreemde stemmen.
Onze langharige Bruno, een teeder vrouwtje dat reeds zes jaar hunkerend smachtte naar kroost, kwam bevallig katertje met moeder-innige zoethartigheid begroeten. Doch aristocratisch katertje beviel deze snuffelende hondengemeenzaamheid niet. Onder een soort van afgrijzen trok het onmiddellijk zijn kinder-katten-ruggetje krom, en bleef star staan, in potsierlijk-gebochelde strijdwoede. Katertje Don Juan verwachtte zekerlijk, dat Bruno, de sul, in angst zou afdeinzen voor zulk een dreigend rug-gebergte van tien centimeter hoog.
Bruno, geroerd en overgelukkig, de heerlijk-schrandere oogen vol plotseling-ontwaakte moederzorg, zacht glanzend van teederheid, bleef verlegen tegenover zooveel heldhaftigen toorn en kwispelde nederig haar pluimstaart. Katertje, gekrenkt door zulk een ras-ontaarding en ook wijl zijn vechthouding hoogpootig was voorbij gezien, spitste de oortjes, zwol krullend 6