scherpe grapjes, terwijl zij zeiven achter hun veilig grijnzen onaanrandbaar, in dwarreling en gelach, kwamen en gingen. Maar wat was ״Puriem" nog méér? Een hoog feest voor hulpbehoevenden. Men zou het kunnen noemen een feestdag van gulle geschenken voor lijders en armen. De blijdschap van ״Israël", over den ondergang van Haman, was overstelpend en uitte zich in liefdegiften. Vooral misdeelden moesten worden herdacht. Want zoo, als échte Weldadigheid, was het feest van Puriem gebleven, de eeuwen door, onder alle kinderen Israëls, ook als zij ademden onder pracht en praal.... De knaap groeide tot jongeman en al bleven rhythme en klank van de beginzinnen uit de Rol Esther eeuwig zijn ooren inzingen, het gelukte hem langzamerhand diepzinnige en allegorische beteekenis van heel het verhaal, dichterlijke mengeling van legende en historie, uit nevelen van mythe en phantasie los te wikkelen en het wisselend gebeuren dier verre tijden te overschouwen als een voorspelde werkelijkheid, waarin Israël historisch gedijen moest. Rabbijn S. Ph. De Vries uit Haarlem zei het zoo mooi: ״Haman is niet gestorven en Mordechay leeft nog" ! . . . . Al wat door de eeuwen heen zich opstapelde aan rassenhaat
67