Toch voelde hij ontzag voor de vecht-jongeren, velen zelfs ouder dan hij, die al dat vroegere neerstootten, weg-gierden, bespottelijk maakten of bruisend geeselden. En zijn kennis, de Moderne dook weer op in zijn herinnering en hij hoorde weer Jan Bulk óf kervend-sarcastisch, de stem lacherig-hoog, óf dan weer heel laag:
— Wees kort. . . jammer niet als een vuur-pad . . . überhaupt. . . schokkend-kort,... geen gevoels-kleverighedens . . . Een kramp slaat je geest. . je geest. . vliegmachine-schroef-wind, gedruisch, benzinestank . . . Man? . . . Vrouw? . . . Bestaat geen verschil überhaupt. . . alles één, alles a-plastisch . . . overhoofd! ... O, verbluf.... vuistslagen.... opzettelijkheid alles .... Niets pathetisch .... Striem met rietjes... fel spel. . . blijf koel. . . Nooit psychologie, vooral niet. . . alles koel-ironisch . . . dadomb . . . dadomb! . . . Abstraheer . . . ook de abstractie . . . dadomb! . . . Geen bedwelming. .. Alles ijlend, sneller ijlend... niet tot de oer-elementen terug . . . raffinement. . . chantage van de natuur!... de Tijd zit de Tijd achterna! . . . Geen zwam!
Neen. . . Fred duizelde ervan. Hij voelde het, heel diep: hij was en bleef een oude
57