— Hoezoo? . . .
— Je bent. . . gut-gut. . . och kerel. . . je bent... ja ... je .. . nee ... je kijkt zoo onthutst.
— Toé nou ... ga door.
— Nee . . . bedankt hoor.
Fred drong hartstochtelijk aan:
— Spreek toch door!
— Och ja . . . je bent een goeierd, hoor Fred . . . een doodgoeie jongen . . . maar nee... dat. . . dat. . . dat zóó iets nog bestaat! . . . Zoo iets neo-achterlijks! . . .
— Wat?
— Maar sta je dan heelemaal buiten het moderne leven . . . buiten óns? . . .
Fred stamelde:
— Hoezoo? ... Wat bedoel je met ״ons"? ..
Maar mijn grondsaplooze, afgetobde, verdronkene . . . heb je dan nooit iets van de Modernen gezien... van ons... van de futuristen en van de cubisten en van de expressionisten? . . . Nooit iets van Dada gehoord? . . . Nooit iets gezien van de beeldstormers uit Duitschland, uit Italië, uit Frankrijk? . . . Dada est un microbe vier ge . . . Dada est contre le futur . . . Dada est le mort! . . . God . . . God . . . Fred, jonge ouwe . . . zoo iets beschimmelds als jij
46