Lorre was op haar hoede! Maar helaas een dame en beeldig katertje beviel haar dadelijk. Bruno in de mand werd onrustiger bij het waagstuk van het joch . . . Straks maakte de papegaai hutspot van haar lieveling. Ze jankte even droef en teeder.
Maar ook katertje scheen in de war. Het voelde zich bedremmeld tegenover dit wreed-loerende gedrocht achter de tralies; een mi-rakel-leelijk beest dat menschelijkzong en floot, en dan plots zat als van steen zoo strak, en aasde als een uil op een muis.
Weer gingen de poesenpootjes de lucht in... Te kort? . . . Katertje vermocht nog niet hoog-snugger afstanden te berekenen. Kon hij dan niet grijpen wat hij zag? Neen, katertje was niet in zijn sas. Hij verrichtte in opwinding en radeloosheid wonderen van evenwichtskunst op mijn schouder. Plots bleef katertje met gebocheld ruggeke en het staartje als een krom-gevrore^ï zweepje in de hoogte gezwiept, stilstaan. Zijn oogjes twinkelden. Toen, arglistig rekte hij zich uit en kromp weer ineen als een handharmonicaatj e dat neuriënd bespeeld wordt.
Lorre loerde, ijzig, boosaardig, beangstigend-waakzaam. Onverhoeds een sprong, en katertje hing aan de kooitraliën. Roodstaart bliksemsnel
15