vallen. Ze onderwierp zich aan de meest onbeschaamde spelletjes die eigenlijk haar heele wezen vernederden en haar gezag omvergooiden. Bruno was en bleef alleen oneindig goedhartig geduld! Onder grilligen inval duwde katertje zijn rond, klein, aanbiddelijk-guitig en geestig kopje tusschen de witgeslobkousde pootjes, rolde zich dan tot een grijs bontwerk saam en duikelde in een vaartje, met zijn van stoeische lusten bezwijmeld snoetje, avontuurlijk niet meer wetend wat hem overkwam, den open hijgbek van Bruno in. Heerlijk-hachelijk! In het muiltje van den hond flonkerden nog katertje's oogjes van razende schrikpret, al hinderde het Don Juan, dat hij niet heelemaal door Bruno's keel naar beneden kon duikelen.
III
De vogeltjes, een trompetseinen-zingend sijsje en een kanarie, zacht neuriënd als een mezza-voce-tenoortje, hingen in hun koperen flonker-kooitjes hoog aan den zolder, tot óp-starende verbazing van katertje Don Juan, oud vier-en-veertig dagen. Met inkrimpende, smal-smeltende pupillen beloerde hij de gekooide zangertjes in het felle zonlicht. En als een
9