Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



70

iemand eerst, wanneer je vlak onder zijn fel-loerende oogen stond. Zijn jaloersche natuur, giftig, bracht hevige onrust in al zijn woorden en handelingen. Als kind al, na een hachelijke geelziekte en nog eens, na een lichte nier-tuberculose, kon Moos plotseling door wilde vlagen van levensgeweld getergd, uitbarsten; zag hij niets dan vonken en vlammen de driftoog en omspringen, in een vreemde lucht-beweging. Dan trapte en danste hij op zijn Sinterklaas-speelgoed, van school gekregen, brak het of keilde er roekeloos mee rond en waterde hij 's nachts bloed.

Sem's grove treiterzucht en starre varren-koppigheid bleven hem vreemd. Ook hield hij op zijn manier veel van Rebecca, omdat zij zoo mooi was en zoo zacht kon zijn; heel anders zacht dan vader. Menschelijker, begrijpelijker zacht. Hij wilde haar, stond ze eenmaal vlak vóór zijn loerende oogen die glommen als steenkolen, altijd zoenen, tot schrik en woede van Rebecca, die van haar broer's handtastelijkheid gruwde. Zijn vader, vol schichtige zelfbeschuldigingen, wiens woorden en daden de zoon eeuwig bevitte, noemde Moos óók een zeurderigen, ouden Piet, die een beetje den godgeleerde uithing in de buurt, maar toch zijn kinderen, met Pottegiezentrots in het rauwe ongeluk had ge-stooten en zelfs het tortelduifje Rebecca benauwde met zijn vrome narrisjkat, alsof ze de sortes had gekregen!

Nooit vergaf hij slijmerigen Josua, dat zij, jonge kerels, niet naar dien millioenair, oom Henri Rozen-heim mochten gaan. Dat deed hem stollen van binnen. Nou, — hij had zijn oom zelfs nooit gezien, — was voor goed de kans verkeken. Wanneer hij tóch ging, zou die rijkaard hem natuurlijk leelijk inwrijven of met de politie, bij zijn Overijselsch wambuisje, met hooivorken er uit laten gooien. Dan lachte Moos zich misschien wel een kramp, maar eruit lag hij. Addesjim!

Jaap, de bokser, was eigenlijk goedhartig, maar door de jongens meegesleept op vermetel avontuur. Hij deed alles tegelijk voor potselkamp, en de donkeroogige, verliefde meisjes van Uilenburg en Jodenbreestraat waren dol op zijn knap, fijn-bleek gezicht, zijn gulle,

Narrisjkat: gekkigheid. ■—■ Sortes: een som geld, door het ״lot" aangewezen. — Potselkamp: tijdverdrijf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.