68
huichelcomedies, van al die halfblanke meneeren. Asjewei ne d'r mee! Verdien en leef... Dat bleef het zout der aarde.
Josua deed net, of hij den regenboog had uitgevonden.
— Nöjanönee!... grinnikte Sem vettig... Toch óók maar 'n gehaaide dalfdekker, al bleef hij uit de buurt van 't gemot...
Zoo raasden de mannen thuis, terwijl zij zich schuimend en blazend, onder de gootsteenkraan reinigden van hun marktvuil.
Haar woeste, plompe broers verzorgde Rebecca niettemin als haar vader; al rilde zij van hun min-achtelijk en vernederend optreden tegen hem.
Breedkakigen Sem Bullebak vond zij den grootsten kweller, liefdeloos en gemakzuchtig. Soms zelfs zenuwziek, een ellendeling, een echten apikores, als hij vader wondde met zijn laffe, wraakzuchtige inhaligheid en schimp. Hij spaarde geen sterveling zijn naargeestige grollen; ook niet zijn kameraden, met wie hij, — moest ze eerlijk erkennen, — toch zielsgetrouw omging. Hij schreeuwde eeuwig. Hij smakte verschrikkelijk graag menschen smadelijke grofheden in het gezicht, dat ze sidderden van woede en gekrenktheid.
Josua, met zijn vroéger blozend kinderpaniem, knippende dweepoogen en zijn sloome auimen-wrijverij; met znn fluweelig ringbaardje, afgeknipt snorretje en zijn keppeltje, bleef onder alle omstandigheden voor baldadigen Sem een sjofele, machtelooze woordkramer, een vroom-kwijlend, half-uitgemergeld stumpertje, dat bijna geen handel meer had en van hün zwaar zwoegen meekauwde, de laatste twee jaren. Josua, onder een lammerenvel, stapelde zijn nesjama vol gebeden. Zooals sneeuw uiteenwoei in wervelwind, zoo loste hij zich op in vrome kletspraatjes. Geen sikkepitje eerbied had Sem voor zijn kleverigen vader; zelfs zijn zwijgen irriteerde hem. Hij walgde van Hereira's tevreden lipgesmak in Bijbelboeken; van zijn zachtzinnige rug-gekromdheid en zijn urenlang lachen bij kerktoren en Gommisch. Sem werd geprikkeld door den helderen glans in Josua's rustige
Gemot: gevecht. — Apikores: Godslasteraar. — Paniem: gezicht. — Nesjama: ziel. — Gommisch: Parasa-boeken. Heilige boeken.