64
kaars. En hij was zoo dankbaar, zoo zacht-gelukkig en bekoord in zijn tevredenheid. Rebecca hield zooveel van haar innig-vromen vader, zonder het ooit te zeggen. Zij ,duldde alles van de broers, alleen om hém. Zoog ze niét uit haar duim! Toch had zij van Josua's godsdienstigheid maar een vage voorstelling. Zij vond vader soms erg ouderwetsch en dwars, ondanks al zijn toegeeflijkheid en gedweeheid. Ook zij leefde niet in den tijd, met haar vreemde, bange verlangens; maar zij stond er toch niet tégen. Haar vader wél. Die spon zich in een geloofs-zaligheid in, waarvan Rebecca soms duizelde. Onder nijpende zorgen bleef hij heel opgewekt en loos bij zijn Parasa-boeken en gezangen plakken, in vergetelheid tegenover al het dagelijksch-noodige. Wélke verschrikkelijke dingen er ook gebeurden, hij greep naar zijn talith, zijn tephiloth, en wandelde op zijn zachtgezoolde slotjes, welgemoed naar Snooge, alsof hij daarna zoomaar een lijfrente te halen had. Sintels hoogmoed gloeiden er door zijn vreedzaamheid en rust. Zoo mijmerde Rebecca wel eens, in opgejaagde buien.
Al leek zij een gansje, al bemoeide zij zich weinig met de wereld, toch wist zij dat er vreeselijke dingen geschiedden. Oom Salomon, ouderwetsch-hoffelijke Portugees, beminlijk en onkreukbaar phantast, vertelde naar in het smalle, muurkale keukentje, van alles. Hij noemde zijn keuken-gesprekken, "instopsels" en zichzelf, padrinje van al de neefies en nichies! Hij vertelde Rebecca van haar moeder en dan beefde zij van stil geluk. Hij verhaalde van den ,,schratrijke" tak Hereira's, neven of achterneven, die niet wisten hoe ze hun geld moesten versmijten. Hij vertelde, — maar dat met halfgesmoorde stem, uit angst voor Josua die onverwachts van Snooge kon inkomen en hooren! — Rebecca van de Rozenheimpjes; van oom Henri, haar móéders broer. En van Henri Rozen-heim's vrouw... „'n prachvrouw nog", ook dór-dór Portugeesch! En van al haar kinderen. Haar oudste zoon, een advocaat, was een rasjang. En de dochters... Eén... 'n hourikte!... de andere... nee... afijn, die kende hij niet. Versta wel! Maar Henri's vrouw
Tephiloth: Gebedenboek. — Padrinje: (verb. van het Portug, Padrinho): peetvader, bij een besnijdenis. — Rasjang: daemo-nisch schepsel. — Hourikte: een slecht wijf.