50
Smaad bleef nabranden op zijn ziel; nog meer voor zijn Judith dan voor hemzelf. Josua, in drift en ontzetting, van inzicht beroofd, vroeg zich niet af: bedoelde Henri, zoo wél ter tale, niet heel iets anders dan wat hij, in zijn opvliegendheid en lichtgeraaktheid, er toen uitgooide? Was Henri, nieuwbakken millioenair, verfoeilijk-gierig of mild? Mocht hij, Josua, het kwaadste denken? Wat had Henri Rozenheim voor Nathan en Rozet Gaarblom gedaan, en voor honderd anderen? Maar Josua bleef rillen van afschuw.
Zoo, al de wrokjaren door, had Hereira dien smaad vastgehouden en verwerkt in zijn bloed, in zijn merg. Met een loelab zou hij zijn zwager zelfs hebben kunnen striemen. Hoe roemde Josua in zichzelf de heerlijke weldadigheid van Mar Ukba, over wien rabbün Herschel hem zulke wonderlijke gedragingen vertelde, punto puntados. Neen, neen, die beschaamde zijn naasten nooit!
Het waarheid-spreken was Josua als een dage-lijksche mondreiniging, een zielsbehoefte. Er zónder bleef zijn ziel in heete verkommering. Hij klom er door óp naar de vuurkolk van den berg Sinaï. Niet kwetsen, niet schempen, maar toch het menschelijke van iemands wezen, hoe gering ook, onvertrapt laten, al was hij loopknechtje van de ratelwacht. Wat Rozenheim toéndertijd had uitgeflapt, met aristocratische keelstem, wilde hij zijn kinderen, door een soort van smartelijke schaamte gegrepen, nooit navertellen, al waren zij geen kruidje-roer-me-niets. Hij en zijn engel-van-een-Judith ondergingen het allebei, in hun onaanzienlijkheid, als een wondenden slag. Maar zijn hartstochtelijk geloofsgeluk had deze wandaad toch nooit kunnen raken. Het opstandige van de ,,bemin-lijke" jongens, allemaal baronnen van Dalleshausen, voelde Josua, tot op zekere hoogte, mee; al bezag hij het gebeuren van ieder, als bestemming Gods. Josua vond voor zichzelf armoede niet erg, al speelde hij niet graag de rol van somber kluizenaar, afgesneden van het gezellige bestaan. Hij was heusch geen dooje diender en geen opgepoetst spaarbusje. Maar hij taalde nooit naar bloemige weelde, naar geld, noch
Loelab: palmtak, drie mirtentakken en twee wilgentakjes, saamgebonden tot een bundel; wordt op het Loofhuttenfeest gebruikt. — Punto puntados: tot in kleinigheden af.