Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



46

sjneks molleja's en kreeg hij slechts margarine te likken. Voor God, die hem verhoorde, lag zijn ziel open, al bleef hij altijd in de schaduw van hert lot rond-ploeteren. Wat was hij méér, om maar iemand te noemen, dan Sallie Blik, het zwendelende antiquairtje met de starre vogeloogen, die in de Onkelboerensteeoj en op de Oudezijdskolk twee zoldertjes — ״bivouac ' noemde hij het grootschig, — vol ,,echte" oude schilderij-stukken bezat, maar arme buurtjes nog een gulden of knaak uit den zak troggelde? Ook Sallie, die altijd naar cichorei rook, zwoegde en zwendelde blijmoedig voor zijn haveloos gezin, al konkelde de buurt dat hij een stille kootzen was. Josua wist beter. Op zijn vierentwintigste jaar had Sallie Blik al hevig bloedgespogen; was hij opgegeven door de professors. En hij leefde nóg!... nü drieënzestig. Daarin school zijn blijmoedigheid. Hij was altijd ziek, altijd had hij wat. Hij kón ,,geregeld" niet tegen gezond-zijn. Hij moést een beetje of een boeltje ziek wezen, dan was hij pas goéd. Maar hij jammerde nooit!... Neen,... Josua morde ook nooit om verdrukking, onspoed. Zijn kinderen altijd. Wat iemand bezat, kreeg hij van den Allerhoogste. Beseften de joelende lummels dat dan niet? Zoo iets had de Eeuwige voor zulk een wezen bestemd. De Almachtige wilde niet, dat hij, hij, Josua uit de Zanddwarsstraat, stoffelijken welstand genoot; dat de overvloedshoorn over hem en zijn kinderen zou worden uitgestort. En het was best. Geen opschudding alsjeblieft! Hij kon er zich zelfs om verblijden. A kiaay, waarom schold het gebroedsel dit nu feme-larij? Josua schuwde sluw bedrog en misleiding in negotie; niet alléén omdat de Thora het strengelijk verbood; ook uit eigen gemoed. Sallie Weegemans, de opruier, maakte als het moést winst met de oranjevlag in de hand...

Zélf grenzenloos gul, deed onbaatzuchtige barmhartigheid Josua huilen van versmoord geluk. Barmhartigheid van armen onder elkaar; van armen, die elkaar in eenvoud koesterden en toegeeflijk, toch soms ruw hielpen en steunden, uit eigen argeloozen drang, zonder dank en koude erkenning. Zulke weldadigheid

Sjneks: drukte, opgeblazenheid. — Molleja's: (Port), soort van kalfszwezerik. — Stille kootzen: rijk man die zich arm houdt. — Gebroedsel: bloedverwanten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.