Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



34

— Ikke lievers 'n kremzlich...

— Die is 'n eersteklas-huichelaar,... sneed Jaap er voetstampend middendoor... Is-ie bij vader, spreekt-ie mit vader gelijk... Is-ie bij mijn, spreekt-ie mit mijn gelijk... Die geeft 'n ieder die-ie 't laast ontmoet gelijk... Dan lacht-ie in ze poote... Zwijg stil!

— Dat liég je, vioolkrasser,... keef zijn tweelingbroer Moos terug... De dijk loop weer bij je over...

Want 't laast ontmoet Bram altijd ze-eige...... en

ze-eige geeft-ie nooit gelijk!...

— Gut, gut,... zuchtte Jaap,... jij zit vedaag wél in je schuitje!... Eet jij kippevoer?...

— Over wath?

— Om az je zoo kakelt!

Jaap sloeg een boksgebaar, een langen hoekstoot op de kaak naar Moos. Maar Sem Bullebak duldde geen vechtgebbetjes op het overheete kamertje; krijschte tot Josua zoo luid, dat buren en stratenmakers buiten bleven staan luisteren:

— Jij, mit je vroomheid... 'n künsjstuk!... Jij kookt as olie in de pan!... Maar wat breng je in, mit je

schorremorrie-handeltje?...... Wat geef 't pies?......

Nöjanönee... 'n zent 'n makka!... En jij, morsmouw... jij teert en smeert maar... groote künsj!... We binne doch geen weldadigheidsbezar!... As je te lui en te

lamlendig bin, brenge me je na Apeldoorn...... Na

Snooge gaan ken 'n iedere fepper!...

Josua in zijn stoel, keek óp naar den torentrans in het lichtelaaie. Het zwart ringbaardje hield een ontroerende meewarigheid vast in Josua's bleek-mager gezicht; verzachtte vroom zijn heele wezen.

Hij smeekte weer prangend in zichzelf om zwijg-kracht. Had de heilige Jesaja niet zelf gezegd: Mijn rug bood ik haarlie die me geeselde, mijn wang an alle die me wondde. Ik ving smaad en spuwsel op mijn aangezicht...?

Onwezenlijk-ijle, stoomwitte zomerwolkjes dreven het azuur door, als in een helkleurig tooverlantaarn-landschapje. Van plakplatengoud scheen de brandende lucht. Josua zweeg en dacht: loop naar de rasjmedaï

Kremzlich: zoet gebak. — Pies: winst. — Makka: vloek. — Apeldoorn: Joodsch geslticht voor zenuwlijders in Apeldoorn. — Fepper.׳ zuiplap. — Rasjmedaï (verb. van Asmodee): duivel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.