Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



:329

Joodschheid? Waar was ze? Ze waren toch allemaal geboren Israëlieten? In zijn tijd, achter de ordinaal...

Jonas Fontein schrok overeind en onderbrak driftig zichzelf... Wat... zijn tijd?... Al was hij vijfenzeventig, hij voelde zich nog jong en broodgezond. Nu en dan eens een beetje moe, soms een beetje rheumatisch, maar toch kiplekker! De doodsengel had hem over het hoofd gezien. Hij bleef één bonk stoer optimisme, zelfs onder vreeselijke crisis-toestanden van tegenwoordig. Zijn primitieve levenslust sloeg hem door alle

heesche benarringen heen. Wat.....zijn" tijd? De-

ademlooze-tijd-van-nu was toch évengoed „zijn" tijd? Nou ja, polemiseerde en keef hij met zichzelf, in zijn eentje uit,... hij bedoelde: toen hij al lang juwelier was; al veertig jaar her! Hij was Jood gebleven, doodgewoon een alterwetsche Jehoede, die nog den Amster-damschen omnibus achterna liep; die niks bijzonders geleerd had, maar die wist om te gaan met schepspa en kruiwagen; die zich een kriek had gelachen om Canio's gebrul in „Paljas":... ha-ha-ha, wil je spotte!... Maar je heb nog niks begrepe... Noem me je minnaar... ze naam of ze léve!...

En toch weer snikte met Paljasso:... Lach dan Pal-jasso... als je hart is gebroken... lach om de smart... etcetera, etcetera!...

De jonge juweliers waren gróót in de politiek, gróót in talen, in economie en wetenschappen. Maar hij. Jonas Fontein, had zélf steenkoud de tangen geknepen als aalvlugge in-kruis-slijper. Hij had zélf den houtskoolstank van roosterende vuurpotten en de zoetgiftige lucht van glasvlammen en verstelpitten ingezogen. Hij had later zélf achter de molens gesappeld, als briljan-deerder. Hij wist wat ploeteren was. Hij wist wat uitputtend sappelen was op sjofel goed, op kanoentjes, dat je het noodzweet uitbrak voor de wentelende, heetloopende schijf en dat je wel moést kwarren! En al hield Jonas zijn schijf niet zóó lang gaaf als Sallie Rozenheim toendertijd, toch kon hij vaak met hem wedijveren.

De jongere juweliers en groote geslepen-makelaars van nu, werkten ook hard, heel hard... daar niet van.

Sjofel goed: slecht werk, — Kanoentjes: moeilijk te bearbeiden steentjes. — Kwarren: vooruit arbeidsloon opnemen, op werk dat nog niet klaar is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.