:321
wie de huidige Perzen, wie de trage Islamieten? Dat de Sephardiem werden opgevolgd door de tegenwoordige Askenaziem, scheen historisch noodzakelijk...
Henri Rozenheim begon met bijna onthutsten eerbied, te luisteren naar zijn jongsten zoon, en zijn moeder vertrok nerveus en ontroerd, het zoete, trotsche mondje. Het geluk in haar, groeide. Ze ademde met Uriël saam.
Henri, eerst wrevelig tegen de brokkelige en slecht-uitgesproken verdediging van zijn zoon, voelde dat deze schijnbaar-energielooze jongen, die de diplomatieke verstands-scherpte en sluw-juridische zinswendingen van broer Leo miste, toch zélf dacht, ondanks al zijn zacht-gonzende droomerijen. En langzamerhand verstomden ook het gekir en de brutale interrupties der vermetele spotzusters. Zelfs Leo, die met een ongekorven zelfverzekerdheid, zijn oratorische macht als advocaat besefte en goedgunstig neerzag op Uriël's bleu gestotter, op het argeloos-idealistisch Letteren-Candidaatje, zweeg met langere tusschen-poozen en ironiseerde niet zoo bijtend en hoonend meer.
Uriël, heel bleek, de gitzwarte haren achterovergestreken, begon tegen scherts, verzet en in-de-maling-nemerij in, nu van lieverleê veel rustiger te spreken; altijd voornaam en nooit scheldend, maar de geest, in zweefvlucht, bóven iederen zin. Uriël steeg al meer in kracht-van-uiting. Hij wist het zelf niet. Hij sprak uit een heerlijke, ontroerde binnenin-diepte, geheel onbewust onder de lieve smeekoogen van zijn moeder.
Was, — vroeg hij zijn vader, — een diepwrochtende wijsgeer en oorspronkelijke codificator als de Cordo-va'sche Maimonides, Rabbi Moché bin Maimon, schepper van het gewrocht Moré Nebochim;... was een levenspeiler als Spinoza, niet een heele natie waard? Al misdroegen de Portugeesche Joden zich grof en stomp tegenover den hoog-eenzamen peinzer en nog smadelijker en smartelijker tegen Uriël da Costa,... aan hun merg, aan hun bloed waren zij toch ontsproten. En leefde er bij de oud-Spaansche Joden niet Samuel Halevi Ibn Nagdela, uit het zon-verblin-
Moré Nebochim: ״Leermeester der dwalenden", waarin deze de leer des Jodendoms in overeenstemming met de wijsbegeerte van Aristoteles verdedigt.
Van armen en rijken 21