:317
geloofsgenooten, landverhuizers doorbeten van ongedierte, uit Duitschland, Polen en Rusland, de wereld te zeggen hadden: niet slechts numeriek. Deze, eertijds zwaar-geketenden, die toch altijd een heilig licht in de schuwe oogen meedroegen, brachten de schéppende, intellectueele persoonlijkheid voort. Ze beteekenden, in negentiende en twintigste eeuw, al onzegbaar meer aan de Portugeesche natie, die verslapt, uitgeleefd, in eigen zieken weeldedroom lag te verschrompelen.
De Askenaziem ademden in den nieuwen tijd, in de nieuwe beschaving en nieuwe cultuur; arbeidden voor een nieuw levensdoel. Alle groote bankiers-kantoren verschenen, toen in Holland de machtige stoomvaart op Midden- en Zuid-Amerika opbloeien ging. Voor industrie en handel plaatsten de Askenaziem de buitenlandsche leeningen en zorgden bij de stoomvaart-maatschappijen, voor oprichtingskapitalen. Wat een redder was de vurige A. C. Wertheim niet geweest! Hier in Amsterdam schiepen zij den groothandel opnieuw en de groote grossierderij. Maar ook den kleinhandel beheerschten de Askenaziem. Zoo brachten zij overal en altijd weer in Amsterdam, het bezielende initiatief. Bek-af bleven de vergruizelde bephardiem, het aristocratische ras, hijgend achter in verdwaasd, leeg-geestelijk isolement, dat ook al afsterven ging. Want tegenwoordig gaven zelfs Hoog-duitsche Israëlietische geleerden aan Portugeesche studenten op het Portugeesche Seminarium in Amsterdam, les. En Rachie's Commentaren op de Talmud-tractaten, leven nog, als in de elfde eeuw. Hij was en bleef de ahvijze Parsjandatha...
Rozenheim beweerde, dat de haat tusschen Portu-geezen en Hoogduitschen veel verminderd, slechts hier en daar getemperde vijandschap gebleven was. Nü behoefden de Askenaziem den karikaturalen, gebochelden hoogmoed van Sephardiem niet langer meer te verdragen. Ze waren zelf oneindig rijker, aan zien-lijker en maatschappelijk-machtiger aan zij. Hün adel was hun door smartelijke worsteling met het tragische leven zélf geschonken. Ze ademden niet meer