27
Klankloos ziedde Josua's stem, de stilte kervend:
— Zwijg vervloekeling... ga niet zoo an... zwijg stil! Ikke veroordeel niet, de rechte soort!... Ik weet niet wat 't in me is, ikke mofine... maar ik ken nie op me buik kruipe... Zoo zal mijn bloed hém nie meer vrage... Hij... hij, die schoft, is dood voor me!... Hij heb je moeder zwaar beleedigd... Ikke wou 'm niet zien bij haar mitswa... Ik wou 'm niet zien, dat stripade paniem!... En nou heb ik, bij de eenige God gezwore, dat wuilie nooit, nooit één cent van 'm zalle anneme... verstaan jullie?... Maar ik heb gezwore,
dat ik liever me hande laat afrotte...... en jullie d'r
bij, verstaan jullie?... Aj comprinde?... Geen rooje cent!... 't Brengt ongeluk... ongeluk!...
Er brandde afschuw in Josua. Hij, met al zijn zachtmoedigheid, verachtte onuitsprekelijk geldbranie, geld-trots in de opgewaaide Joden uit net Ghetto. Hij veroordeelde het als een ziekelijke vermolming van ras-eenheid, dat al de rijke Israëlieten in nieuwe, vreemde, verre buurten, zich zoo opzichtig van hun arme geloofsgenooten hadden afgescheiden. Dat ze éven sterk-in-afgrijzen rilden van de walgelijk-door-eenkrioelende, arme koopmannetjes en venters in de melaatsche wijken, als de stads-Christenen. Hoe heel anders was het vroeger geweest. Toen huisden groote bezitters en vrome zwoegers op één plek; bestonden er alléén Joden en Snooge's. Vroeger was er stille en luide Sabbah- en Feestdagen-glorie, of je met geld rammelde of niet. Want alles kwam toch uit het Ghetto, of uit den Jodenhoek.
Josua voelde zijn eigen afschuw tegen de afgescheidenen in de rijke, voorname Christen-buurten, als een zondigen driftdrang, waarvoor God hem eens ter verantwoording zou roepen. Daarom ook kon hij de opstandige en mislijk-hoogmoediae praatjes van Sallie Weegemans, den poeliers-leurder, een vriend van Sem, niet luchten. Die tartende hoetelaar raasde wraakgierig op en tegen de Joden, het sjacherende zeere-oogen-geslacht, in en buiten de buurt, en dweepte met revolutie en omverwerping. Bij den al-
Mof ine: stakker. — Mitswa: begrafenis. — Stripade paniem: huichelbakkes, — Aj comprinde: ha, begrijpt ge? — Sabbah; (Portugeesch): Sabbath.