24
nimmer iets van die steenrijke familie hooren. Er drongen heftigheid en onverzettelijke kracht in Josua's uitgemagerd, ziekelijk gezicht saam. Zijn grijze oogen lichten als aluminium.
Jaap, de bokser, die alleen lichaamssterkte aanbad en drabbig-fanatisch zijn sporthelden vereerde; die altijd helsch-woedend opstoof, als zijn vader Predi-ker's woorden liet hooren: beter wijsheid dan sterkte,... bleef wild door het kleine vertrekje ijsberen en schreeuwde schel met Moos mee:
— Wat zit je nou weer stommetje te spele panas?... Zit je weer te omere?... Altijd azze we over moeder haar broer spreke, krijg je 'n beroerte in je tong of je spuugt vuur!...
— Nóh!... Ja, we trappe alsmaar op 'n pad!... Ja, we late ons alsmaar de rug mete!... Ja, we bieje ons zik te koop an!... kreet Moos weer; Moos, die alléén heibelde met zijn tweelingbroer, zoodra ze met hun beidjes waren. Tegenover derden veinsden de knapen roerende en roerige eensgezindheid.
De opgebroken buurt, rumoerig, van Raamgracht tot Breestraat, morde en gromde. Het snorrende geronk van een vliegmachine dreunde boven de torenspits. Josua boog weer voorover en keek uit het raam naar de transen op. De lucht, hel, zoog eindeloos blauw in. De groote vliegvogel scheen rona het goud-gevlerkte haantje te zweven. Het leek, alsof Josua de hoogte, het eindelooze, heiliqe kracht en vastheid van wil en woord afsmeekte. FÏij wou sterk zijn, innig-beheerscht. Hij verafschuwde alles-afkrabbeude ruzie. Veel liever liet hij zich allerlei geweldjes aandoen. Laat maar waaien, gromde Josua in zichzelf meestal en zweeg... Maar hier moést hij spreken; hier mócht hij niet als een behemah zijn tanden op elkaar klemmen. A kiaay... die strouwhakkers, die oproerige volgers van Bileam, zouden hem anders heelemaal vermorzelen onder pikades.
Zacht, maar dreigend-opgekropt van emotie, klonk Josua's beverige stem tegen het schimpend schateren en hatelijk-uitdagend krijten van de jongens in:
— Bij de nagedachtenis van je moeder,... ik verbiéd
Panas: baas. — Omeren: Het tellen in de zeven weken van den tweeden Paaschdag, tot het Wekenfeest. — Behemah: sufkop. — Pikades: beleedigingen.