22
'n brokkie behang en 'n stukkie plefon... Maar dan mot je eers in 't Ouwemanne-gestich opgenome worre, nöjanönee!......
Weer bonkte er traplawaai ii het donkere portaaltje. Jaap en Moos Hereira, tweelingbroers, altijd kijvend, stormden in.
Josua huiverde. Vinnige twiststemmen doorsneden elkander.
Sem spotte:
— Ouwe kraai, daar hê je de parientes... daar hê je Jan Splinter en Dirk Balk, nöjanönee!... Ultematim teuge ultematim... Geregeld vuilverbranding op de Houtcoopersburgwal!...
En hij zong met hoog-rauw geluid, smulzuchtig, een haringventersliedje:
Zout, zout zit d'r bij mijn niet an... Je krijg ze bij Japie mit 'n papiertje
en 'n uitje, Mit 'n hommet je en 'n kuit je. Zout, zout zit d'r bij mijn niet an!...
Vlak vóór Sem bleven de jongens even staan. Ook zij radbraakten het Hollandsch met bargoensch. Van den aristocratischen tongval en de spraakvoornaamheid der rijke Portugeesche Joden, bezaten zij niets. Hun moeder was ook ,,maar" een Hoogduitsche, een echte Rozenheim, en hun vader een lebberige Pottegies... Schof je!... Ze keven uit, heftig:
— Nee jij weeth... koeksoe, Edizon!...
— Ja juis... ja juis... ikke weet!
— Hij heb de gogmaa opgevrete... Krast 'n pietsie over de viool... stedeert al dertig jaar veur wonderkind... Speelt beters 'n tweemansie in 't plesoentje!...
— Nee jij, mit je gejank op je mandeline... Sem, zeg jij nou?...
Sem overgierde de tweelingbroers met een grove lachuitbarsting en snoof lavendelwater uit een klein fleschje van Rebecca. Toen spotte hij, met zwaar stem-lawaai:
— Detwee goudgierige ramschers en pandjeshouwers van de Uileburgersteeg..., eeuwig en altijd heibel... Ze krijge d'r geilik... nöjanönee!... Het tweelingspaar
Parientes (Spaansch): bloedverwanten. — Ultematim: ultimatum. — Schof je: zwijg maar. — Gogmaa: verstand. — Tweemansie; klaverjasspel. — Geilik: portie.