217
Een donkeroogige glimmerik stapte armen-zwaaiend, geweldig binnen. Hij kloof een heerlijk beentje: bekeuring op naam of knippen!
■— Jij mag geen volksverzameling maken!
— Nee, meneer de agent.
Den gewichtigen zwetser keek hij strak de oogen in.
— Zie je niet, hoe die menschen je in den weg staan?
— Pardon, meneer de agent... U staat mijn méér in de weg!...
Publiek gierde en agent joeg hem smadelijk als ,,standwerker" de Kalverstraat uit. Oolijke Dennie zong: halt de pij!
Vroolijke Dennie werd dagen lang kregelig, onrustig, angstig voor zijn bedreigd broodje. Hij wrong zijn hand diep, al dieper de zakken in. Dennie's frisch gezicht vergoorde geel, geleek peperkoek. Zijn rekels brandden. Zijn moeder, zijn verschrompelde vader, werkeloos, de kinderen niets waard... alleen zijn één-jaar-jongere-broer, op de markt... God, God, de hon-gerbakkesjes, de ramp... Zijn vreugde was hem ontfutseld. Kom, kom... hij vermande zich. Hemeltjelief...
— Anpakke Den!...
Hij probeerde in de Utrechtschestraat, maar gooide na een paar dagen den boel lusteloos neer. Dat was geen pjeetetèr... Addesjim, veel te ruim, veel te veel boome! Ouwekerk... Veel te veel ,,nakend" asphalt voor één klein baasje. Veel te breeje grachte, veel te kaal, te leeg... geregeld een zweminrichting of de IJsclub, zonder bedrijvigheid. Het ging niet. Geen appetijt!... Precies een veel te wijd costuum!... In de Kalverstraat wemelde het van leven; was alles licht, plezier en vlak op mekaar! Hier griende hem ieder ding tegen...
Veer ging Dennie met zijn straathandel terug op den hoek van de Gerzon-steeg, of standwerkte hij vlak bij den Dam, als de prentteekenaar; maar dié mocht! Voor onderkruipers hoefde Dennie echter niet te vreezen. Bij zijn nesjomme! Dan moesten ze zich eerst een nieuwe tong ,,anschafte".
Op zekeren hel-zonnigen morgen kwam Gouds-
Glimmerik: agent. — Knippen: arresteeren. — Halt de pij: sluit je kaken. — Rekels: voeten. — Pjeetetèr: pied-a-terre.