Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



216

zonder vergiffenis. Hij voelde ,,de roede zijns toorns" striemen. Dennie zuchtte:

— Ich gei nach haam... Dat heeft geen oog nog gezien dan Gij alléén, o God!...

Den volgenden dag, Dennie wéér de Kalverstraat in, met zijn toffee'tjes. Hiér lag zijn leeftocht. Oude, goede rechercheurs lieten hem oogluikend werken; schoten niet fel uit hun huikje. Ze wisten, dat arme Dennie geen valsche guldens liet groeien in een warme stoof. Ze zeiden nooit iets; glimlachten zelfs over zijn dartele invallen en speelsche luimigheden. Maar de nieuwe, woelige, jongere russen, die hortsik beminden, drongen in zijn stand en bekeurden den zwoeger, onder een wreed, stil-venijnig, lipsmakkend leedvermaak.

Het werd „geregeld" een relletje tegen Dennie; tegen zijn wipneus en zijn blonde, tartende kuif. Hij liep met zijn kop tegen de grachtboomen! Ach, ach, wat 'n kloole!...

In het verholene en achter de schermen, ging het sluiperig ophitsen van Kalverstraat-winkeliers uit; kerels die Dennie's opruiende en sarcastische verkoopkracht vreesden. Toén ging het knarsen van woede in Goudswaard. Hij, een doodarme sauger, een halfver-trapte Jodenluis uit de Lange Houtstraat, die zwoegde voor zijn ouders; die allebei hongeren zouden op één rothok, vierhoog-vóór, als hij niet baviaande voor zijn arm, goed, uitgemergeld moedertje, dat zich in doodsangst achter het gebroken ruitje zat te verkniezen wanneer hij „laat" thuiskwam. Roojem ereis... als hij moest hangen! O, hij was razend met zijn goed, droevig, verrimpeld moedertje. Hij kón haar niet zien blerren... En nou werd hij verjaagd door die rivier-dolfijnen, door die slokops, groote winkeliers, die misslaanders, al van zichzelf bevoorrecht en rijk... Zelfs dat straathandeltje, die onschuldige negotie gunden ze hem niet! Het prikkelde Dennie hevig. Hij hield vol en verdiende voor zijn doen soms een mekajim.

Weer stond Dennie bij de steeg, op den hoek van Gerzon, eerst als een argelooze klepperman.

Ich gei nach haam: ik ga naar huis. — Russen: stille agenten. — Hortsik: paardenvleesch. — Kloole: vloek, — Baviaande: zwaar ploeterde. — Roojem ereis: kijk eens aan! — Misslaanders: die nooit eerlijk deelen. — Mekajim: veel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.