215
ikke?... Ikke roep niet ééns luidkeels... Dat doen ze op
de Varkesdijck...... as ze dronke balke van Piet
Hein... dwinger van 't geweld der Spaansche dwin gelande...
Ook dit, alweer, was waar. Want Dennie sprak met heel gewone, rustige stem en toch zeer suggestief.
Voor Dennie bleef het standwerken op de keien iets van veel hoogere orde dan het stomme, vlakke venten. Hij vond het standwerken een hartstochtelijke kunst; een fijn-berekend spel met fladders. Hij was er trotsch op, in al zijn eenvoud. Hij was er verzot op, tusschen al de narigheid van thuis. Je kon roofvogelen, piegems en leepeneuten zonder handvatsels, zeggen wat je dacht; je kon ze de gele gal uitpersen, vlakvoor het Begijnenkerkje. Je mocht spotten methalf-gesmoorde stem en tegelijk kreeg je échte menschen-kennis, die toch ook niet opgeschept lag in de wereld. Als je maar je ongedierte van de Lange Houtstraat dresseeren kon... voor een paar uur. Ja, daar had zoo een commissaris, met zijn óverslimme tronie geen ver-sjtajim van. Van dat niet en van het prachtvak niet! ... Die stong alleen in pestuur, as ze een gondel hadde leeggeroofd. Een gebraje worst kronkelde wel, maar was toch nog geen aal...
Dennie luisterde dan ook doodnuchter naar zijn droos je...
— Wat doe je nog meer?
— Nóg meer, Edelachtbare?... Ik heb geboje op 'n houtzaagmole, maar nie gekrege... Verders bin ik abbenee op de rij jende doodkiste...
— Op wat?
— Op de Nederlandsche Spoorwege...
— Dat vraag ik niet.
— Des te goejer van mijn, dat ik antwoord... Want de andere week komp d'r 'n vierde klas bij... 'n afgedankte beestewage...... Hebbe ze de bojem uitgezaagd... Krijg je 'n touw om je nek en mag je hard meetippele!...
De commissaris werd wit van kwaadheid.
Dennie ging ongeschokt weg, onder bedreigingen en
Varkensdijck: Haarlemmerdijk, (door Vondel eens zoo genoemd). — Fladders: kaarten. — Piegems: garsterige lui. — Verstajim: verstand, — Gondel: damestasch met veel geld. — Droosje: predicatie.