190
tweede wezen ontmoet. Hiervoor wou ze Papa dankbaar zijn. Haar man geloofde blind in haar geluk, haar vreugde, bij het volbrengen van haar ,,taak". Wat ze verlangde, schonk hij zijn vrouw. Diamanten? De schoonste! Kleederen? Wat ze wilde! Niets was hem voor Esther te kostbaar. Al wenschte ze een Sintoe-tempel met luiende klokken,... dek je tafeltje, spotte uiige Leo. Ze mocht in de vacantie's gaan waarheen ze wou, om uit te rusten. Maar inmiddels had hij haar alweer schoorvoetend ,,verzegd" aan tien rijke koop-lieden-familie's tegelijk. Mochten die en die en die, — „die hij niet weigeren kon", — „mee" logeeren?... Waarover zij nooit krakeelde. Zoo bleef ze, ook in de vacantie, zelden alleen. De kajuit liep weer vol... Dan begon zijn vader, —■ om iets goed te maken? —■ alweer te geven, altijd maar te geven! Hij had geen handen genoeg om te géven, ae origineel. Hij was zoo innig-nartelijk, zoo blijmoeds en bezorgd voor Esther. O, haar man zou een beroerte krijgen van schrik, als hij vernam dat ze zóó, in valschen schijn, bijna al de jaren van hun huwelijk, met en naast hem had geleefd. Hij scheen niet bestand tegen plotselinge gevoels-omkeeringen. Hij werkte bovendien nog oneindig veel harder dan zij, met al die zichzelf-over-schattende, vaak barsche handelsmenschen. Hij droeg zaak, finantieele leiding, affaire-zorgen en verantwoordelijkheid voor alles! Toch ook alleen voor hun welstana en voor hün kinderen.
Leo noemde dit gedoe een abel spel van Rozenheim van Amsterdam en hoe hij werd minnende zijn bezit... en zijn joncfrou...
Uriël keek zijn moeder aan. Ze scheen in haar bleek-violet-fluweelen japon wonderlijk jong. Zichzelf voelde hij naast haar, als een stijven schoutendiender of een doodgraversknecht. Hoe mal toch, dat hij hanr altijd weer zóó zag, zoo jeugdig, als een oudere zuster van Maggie... Haar oogen hadden weer de droeve omsluiering, die hij verbijsterend vreemd en mooi vond. Nu eerst begreep hij er de stille droefheid van.
Neen, tegen niemand zou Uriël een woord reppen.