189
rooken, een beschaduwden muur beturen, mimosa's besnuffelen of loopen als een man, in oud-Japansche kleedij. Caro, de middelste, ging geheel teloor in haar medische studiën of in dol vermaak. Voor die bestonden er geen overgangen. Of het ongebondene, het hachelijke avontuur, een snakken naar prikkels, groene cabaret-lichtjes, het lanterfanten in groote modemagazijnen, óf college's en strenge africhtsnuiten van profs. Mr. Leo bleef geheel ontoegankelijk voor Esther's wezen. Die trad, met zijn cynische en wrange slagvaardigheid óp als een huis-Mephisto-in-pyama. De heele familie voorzag hij gaarne gratis van rechts-advies... Het kon noodig zijn! En hij zette zich met opgezwollen wangen, als een Liebermann-caricatuur, in postuur.
Zoo voelde Esther zich van haar zenuwachtige kinderen en haar energischen man, innerlijk afgesneden; behalve dan van Uriël.
Haar ״biecht" was Uriël een pijnlijke onthutsing en tegelijk een openbaring van iets héél onbekends.
Dus al wat in zijn moeder rust en hoogheid-van-handelen, aristocratische tact en verfijnde levenskunst hem had toegeschenen, bleek in werkelijkheid loutere zelfbeheersching; drong een diep-verborgen, tragische menschenziel martelend naar beneden; bleek, naar de kern gekeurd, een smartelijk-onbevredigd bestaan en een vorm van gemoeds-simulatie. Trieste mistasting! Ach, ach, wou hij óók al oppermachtig, een vochtige roos-der-deugd aan menschen uitreiken?
Esther eischte van Uriël, dat hij er niemand een woord van zou reppen en nooit, nóóit dandy Leo!... Want die zou haar, met zijn heerschzuchtigen spot belegeren en krenken, zonder het te beseffen en vader hevig verontrusten. Was dat kleinzielig en ijdel?...
Esther's stem, in al de volle, altzangerige buigingen, klonk smeekend bijna.
Bovendien, Henri, zijn vader, was een engel van goedheid en gulheid voor haar. Zóó spontaan, mild en zielsbewogen om het geringste, had ze nog geen