16
rond zijn benedenromp en heel bij de balustrade, blind-nissen en ommegangen, heel bij de luiklokken, heel bóven het haan-blinkertje, blauwde de hemel eindeloos, in een groote, zalige stilte.
Sjemabenie... zuchtte Josua. Het was geen inbeelding en het stond niet in den Talmud, en het werd niet door de tong geroemd, maar die toren leefde, ademde, lachte en peinsde, en keek dan weer doodernstig en somber. De klokkeplaat lichtte als een aureool of ving wrevelig en dof, dagschijnsels en middaglicht. 's Avonds vooral groeide het groote geheim van glanzen, wonder-vreemde schaduwen en duisternis om kerk en transen heen, terwijl het rumoer der kelderachtia-verzonken Zandstraat stilde, 's Avonds zag Josua aen Zuiderkerktoren benard, droef en heel geweldig worden en ongenakelijk-hoog tegen den duizelend-eenzamen hemel uitstijgen. Dan was zijn vreugde weg en zijn hitlahaboeth. En 's nachts werd de toren een ontzettend, schimduister gevaarte, een vreeselijk, half-geblinddoekt schepsel, loerend boven de murmelende of slapende stad, over het donkere water, over de door geruchten beslopen, vochtige
frachten en de verdoken krotten. Het hoogste huis eek of slingerde hij klein en verschrompelde aan zijn voet. En de kakelende menschjes, die zag en hoorde en verwellekomde hij niet eens, met al hun lawaai. Zelfs het stichtelijk gekreun van den koster, als hij iets schichtigs prevelde over de toelatinge Gods, ontwaarde hij nauwelijks.
De verheven Zuidertoren, met zijn galmgaten, zijn gelui en slagklokken, behoorde bij zon en schaduw van de straat, bij gezinnen, joelkinderen en schreeuw-rakkers van de buurt. Hij scheen wel over alles héén te staren, maar hij slurpte ieder's bestaan óp en wist al wat er gebeurde in gore sloppen en hol-donkere nerinkjes. Hij doorleefde klamme zorgen en kronkelende benauwenissen van arme menschen; hij bepeinsde hun angst en vreugde, in damp en mist van den avond. Angst en vreugde van alle wijkbewoners, speelden de klokken het zuiverst uit. Maar het langst toch Josua's gesmoorde vervoeringen en verborgen geluksvisioenen.
Sjemabenie: Gezegende God. — Hitlahaboeth: religieus verhevenheidsgevoel.