185
uist andersom was geweest. Zij, de Sephardische odin, voelde zich door de óverbruisende energie van ïaar fabelachtig-vlug en veel werkenden man en van .!aai kroost, overstelpt. Alles in hém was kracht, durf, doorzetting, omhoogstreving, overheersching en overrompeling. Hij, ijzeren ridder van het kapitaal, in machtige wilsvaart, week voor niets.
Maar zoo was al heel jong haar Ik geheel ten onder gebracht door de struische, felle aandriften van haar geweldigen man en zijn breidelloos gezag, waar ze nooit en nimmer met stroeve beteugelingen tegenop kon tornen. Hij was een en al verteedering, blijheid, lust, gulheid en zij, diep en verborgen, hunkerend naar persoonlijke genegenheid, naar stilte en peinzende teruggetrokkenheid. Bij dit gebeuren moest ze zich toén onmiddellijk aanpassen of een breuk, een ramp zou het gevolg geweest zijn; voor haar kinderen onherstelbaar.
Nu was Uriël's vader millioenair en verblindend-, maar ook weieens verblind-machtig; kreeg hij allerlei eere-ambten aan Joodsche en maatschappelijke genootschappen en instellingen. De kinderen, in hun rebelsch jeugd-vuur, konden doen en laten wat ze intens begeerden. Tóch, als een elementaire, nooit uitgewerkte kracht bleef Henri doorzwoegen voor al grooteren rijkdom. Maar de dagelijksche, kwellend-leege conversatie met telkens andere wezens, bleef voor haar een gedulds-terging waar de menschen zei ven, ook haar man en kinderen, niets van mochten bemerken. Zij hunkerde als echtgenoote naar aanhankelijkheid. Ze kreeg geld en geschenken, zooveel ze wilde. Ze hunkerde naar genegenheid, in haar moederschap; ze ontving lof, maar ontbeerde liefde, overgave.
III.
Heel in het begin van haar huwelijk was ze zelve, naar ze reeds bekend had, een poosje in een soort van geheimzinnigen zwijmel geraakt. Ze vond al die